Commissie bekritiseert Nederlands uitstel liberalisering postmarkt

Contentverzamelaar

Commissie bekritiseert Nederlands uitstel liberalisering postmarkt

De Europese Commissie heeft in een verslag Nederland bekritiseerd vanwege het uitstellen van de volledige liberalisatie van de Nederlandse postmarkt. Een in februari 2008 aangenomen richtlijn verplicht de lidstaten minimaal 95% van de postmarkt te liberaliseren. Nederland heeft nog tot eind december 2010 om de liberalisering door te voeren. Volgens de Commissie voert Nederland slechts politieke argumenten aan om het uitstel te rechtvaardigen.

In februari 2008 is de zogenoemde ‘derde postrichtlijn’ aangenomen (2008/6/EG). Deze richtlijn beoogt de voltooiing van de interne markt voor postdiensten. De Commissie benadrukt het belang van postdiensten voor de economie van de EU. In 2004 leverden de postdiensten in de EU ongeveer 90 miljard euro aan inkomsten op, ofwel circa 1% van het BBP van de EU. De postsector is ook belangrijk voor werkgelegenheid: in 2006 waren ongeveer 1,6 miljoen mensen rechtstreeks in dienst bij postbedrijven.

In het onlangs gepubliceerde verslag noemt de Commissie als belangrijk feit dat Duitsland (de grootste postmarkt in Europa) per 1 januari 2008 de postmarkt volledig heeft opengesteld. De opstelling ging echter wel gepaard met het invoeren van een relatief hoog minimumloon voor postbezorgers, wat de concurrentie volgens de Commissie niet ten goede komt.

In sommige gevallen loopt de liberalisatie van de postmarkt vertraging op. De Commissie noemt in dat verband Nederland, omdat Nederland het openstellen van de markt voorlopig heeft uitgesteld. Hierover stelt de Commissie:

“Er lijkt echter sprake te zijn van een zekere vertraging bij nieuwe marktopeningen. Nederland, waar een volledige marktopening gepland was, heeft de liberalisering nu uitgesteld zonder een concrete datum voor de volledige opening van de markt vast te stellen. De Nederlandse regering heeft een aantal argumenten voor dit onbepaalde uitstel aangevoerd. Deze zijn onder meer de arbeidsvoorwaarden van de belangrijkste concurrenten van de gevestigde postexploitant in Nederland, het ontbreken van gelijke mededingingsvoorwaarden voor postexploitanten wegens btw-vrijstellingen11 voor de gevestigde postexploitanten in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, en de invoering van een minimumloon in de postsector in Duitsland waardoor de kosten voor nieuwkomers op de postmarkt hoger worden. Dergelijke argumenten kunnen overtuigend zijn uit politiek oogpunt, maar bij een juridische evaluatie moet worden nagegaan of zij in overeenstemming zijn met het bestaande acquis, en in het bijzonder met artikel 7 van de Postrichtlijn. Dit artikel bepaalt dat de lidstaten aan de leverancier(s) van de universele dienst diensten kunnen blijven voorbehouden voor zover dat nodig is om de instandhouding van de universele dienst te waarborgen. Deze bepaling verwijst dus niet naar situaties van wederkerigheid of andere elementen in de nationale wetgeving of de feitelijke context.”

Een zorg van Nederland is de BTW-vrijstelling die postbedrijven in andere lidstaten krijgen, zodat deze een voordeel hebben in vergelijking met Nederlandse postbedrijven. De Commissie wil af van deze vrijstelling en heeft hiertoe een voorstel gedaan. Volgens de Commissie is haar voorstel uit 2003 sinds 2004 niet meer besproken in de Raad omdat de lidstaten het niet eens kunnen worden. Momenteel loopt er een verzoek om een prejudiciële beslissing inzake de reikwijdte van de btw-vrijstelling voor postdiensten bij het EG-Hof van Justitie (zaak C-357/07). In deze zaak, TNT Post UK, is onlangs een conclusie gewezen door Advocaat-Generaal Juliane Kokott.