Commissie bevoegd namens EU te procederen voor internationale rechter

Contentverzamelaar

Commissie bevoegd namens EU te procederen voor internationale rechter

De Commissie is bevoegd om namens de EU standpunten in te nemen voor een internationale rechterlijke instantie zonder daartoe vooraf akkoord van de Raad te hebben gekregen. Dat heeft het EU-Hof bepaald in een procedure van de Raad tegen de Commissie.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 6 oktober 2015 in de zaak C-73/14, Raad tegen Commissie (ITLOS). Het ECER heeft eerder bericht over deze zaak naar aanleiding van de conclusie van de advocaat-generaal Sharpston.

Deze zaak gaat om een geschil tussen de Raad en de Commissie over de bevoegdheid van de Commissie om de Unie te vertegenwoordigen voor het Internationaal Zeerechttribunaal (ITLOS). ITLOS is door een Afrikaanse visserijorganisatie verzocht om een advies over de verplichtingen van kuststaten en vlagstaten met betrekking tot illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij ( ITLOS zaak no. 21). Nederland steunde hierin de Raad. Het EU-Hof is het op alle punten oneens met de Raad en wijst het beroep af.

Allereerst bepaalt het Hof dat artikel 335 van het EU-Werkingsverdrag, hoewel dit artikel volgens de bewoordingen ervan beperkt is tot de lidstaten, de Commissie een grondslag bood om de Unie te vertegenwoordigen voor het ITLOS. Volgens de Raad had het standpunt van de EU moeten worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 218, lid 9 van het EU-Werkingsverdrag. Het Hof wijst dit middel af aangezien deze procedure ziet op het innemen van standpunten ‘in’ een krachtens een internationale overeenkomst opgericht lichaam, terwijl de Commissie in dit geval een standpunt in heeft genomen ‘voor’ een internationale rechterlijke instantie.

Evenmin vereist artikel 16, lid 1 van het EU-Verdrag dat de Raad de inhoud van de namens de Unie bij het ITLOS ingediende schriftelijke uiteenzetting had moeten goedkeuren voordat deze aan het ITLOS werd gezonden. Met het indienden van de schriftelijke uiteenzetting heeft de Commissie geen inbreuk gemaakt op de beleidsprerogatieven van de Raad.

Tot slot bepaalt het Hof dat de Commissie het beginsel van loyale samenwerking niet heeft geschonden. De Commissie heeft immers een werkdocument van de schriftelijke uiteenzetting aan de Raad gezonden en het werkdocument herhaaldelijk gewijzigd om rekening te houden met op Raadswerkgroepniveau gemaakte opmerkingen.