Commissie mag voorstel intrekken waarover EP en Raad overeenstemming hebben bereikt

Contentverzamelaar

Commissie mag voorstel intrekken waarover EP en Raad overeenstemming hebben bereikt

Wanneer EP en Raad een Commissievoorstel wijzigen waardoor de oorspronkelijke doelstelling niet meer kan worden bereikt, mag de Commissie het voorstel intrekken. De Commissie moet die intrekking duidelijk aankondigen en goed kunnen motiveren. Dat blijkt uit een arrest van het EU-Hof in een beroep van de Raad tegen de intrekking door de Commissie van het voorstel voor macro financiële steun aan derde landen.

Het gaat om het arrest van 14 april 2015 in de zaak C-409/13, Raad tegen Commissie.

De Commissie heeft in 2011 een voorstel voor de kaderverordening gedaan. In de eerste helft van 2013 vonden tussen EP, Raad en Commissie zgn. trilogen plaats om overeenstemming te bereiken over het voorstel. Naast de voorwaarden waaronder de steun verleend wordt, bevatte het voorstel een uitvoeringsbevoegdheid voor de toekenning door middel van een gedelegeerde handeling indien het betrokken land voldoet aan die voorwaarden. Het EP en de Raad hebben tijdens de trilogen een wijziging voorgesteld die de uitvoeringsbevoegdheid van de Commissie verving voor de gewone wetgevingsprocedure. De Commissie heeft daarop het voorstel ingetrokken.

Het beroep van de Raad was gericht tegen het besluit van de Commissie om haar voorstel voor een kaderverordening voor macro financiële steun (MFS) aan derde landen, in te trekken. Tien lidstaten hebben de Raad gesteund waaronder Nederland. Volgens de Raad vormt de intrekking van het voorstel een ernstige schending van de bevoegdheidstoedeling, het institutionele evenwicht, het beginsel van loyale samenwerking, het vereiste van een deugdelijke motivering en het beginsel van democratie.

Het Hof verwerpt het beroep van de Raad. Het bevestigt dat de Commissie te allen tijde bevoegd is om een voorstel te wijzigen en zo nodig in te trekken. Het hof erkent dat dit de Commissie echter geen vetorecht verleent omdat dit in strijd zou zijn met het beginsel van toedeling van bevoegdheden en het beginsel van institutioneel evenwicht. Het Hof bevestigt daarnaast dat tegen de intrekking beroep kan worden ingesteld omdat door de intrekking de wetgevende procedure wordt beëindigd en het EP en de Raad hun wetgevende bevoegdheid niet meer kunnen uitoefenen zoals zij hadden gewild.  Mocht de Commissie een voorstel tijdens de gewone wetgevingsprocedure willen intrekken dan dient zij dit wel goed te beargumenteren.

Het Hof onderzoekt of zij dit heeft gedaan en stelt vast dat dit het geval is. Volgens het Hof is in dit geval de intrekking gemotiveerd omdat de Commissie in de trilogen heeft aangegeven het voorstel te zullen intrekken en daarbij de gronden voor de voorgenomen intrekking heeft vermeld. Dit blijkt met name uit de verslagen van de trilogen, waarmee de motivering dus kenbaar was voor de medewetgevers. Voorts onderzoekt het Hof of de motivering de intrekking rechtvaardigt. Dit is volgens vaste rechtspraak het geval wanneer een voorgestelde wijziging het voorstel zodanig ontwricht dat de verwezenlijking van de doelstellingen die het nastreeft, wordt verhinderd en het zijn bestaansredenen verliest. Het Hof stelt na onderzoek vast dat ook dit het geval is. Het vervangen van de delegatie van uitvoering aan de Commissie door de gewone wetgevingsprocedure druist in tegen de doelstelling om juist snel te kunnen besluiten. Bovendien staat de voorgestelde wijziging in de weg aan het doel van coherentie, namelijk om de toekenning van de steun af te stemmen op de procedures voor andere financiële instrumenten van de Unie ter verlening van externe bijstand.

Toch kan de Commissie ook in dat geval een voorstel pas intrekken nadat zij in de geest van loyale samenwerking rekening heeft gehouden met de zorgen van het Parlement en de Raad waardoor zij het voorstel willen wijzigen. Het Hof onderzoekt dit en stelt vast dat de Commissie dit voldoende heeft gedaan onder meer door het voorleggen van een compromisvoorstel.