Commissie verzoekt herziening Nederlandse tewerkstellingsregels

Contentverzamelaar

Commissie verzoekt herziening Nederlandse tewerkstellingsregels

In een aanvullend met redenen omkleed advies verzoekt de Commissie Nederland om herziening van de regelgeving inzake de terbeschikkingstelling van werknemers uit sommige nieuwe lidstaten in het kader van dienstverlening.

IP/06/1782

Brussel, 13 december 2006

Terbeschikkingstelling van werknemers uit de nieuwe lidstaten: Commissie verzoekt Nederland een einde te maken aan ongerechtvaardigde beperkingen

De Commissie heeft besloten de Nederlandse autoriteiten formeel – door middel van een aanvullend met redenen omkleed advies – te verzoeken om hun regelgeving te herzien die van toepassing is op de terbeschikkingstelling van werknemers uit sommige nieuwe lidstaten in het kader van een dienstverlening op het Nederlandse grondgebied. De Nederlandse autoriteiten hebben niet geantwoord op de aanvullende aanmaningsbrief van de Commissie van juli 2006, waarmee werd beoogd om in de loop van de procedure rekening te houden met de wijziging die in de Nederlandse regelgeving is aangebracht naar aanleiding van de toezending in juli 2005 van een met redenen omkleed advies (zie IP/05/1014). Indien de Commissie binnen twee maanden na ontvangst door Nederland van het aanvullende met redenen omklede advies geen of geen bevredigend antwoord ontvangt, kan zij besluiten het land voor het Hof van Justitie te dagen.

In juli 2005 had de Commissie Nederland een met redenen omkleed advies toegezonden waarin het land werd verzocht de tewerkstellingsvergunningsplicht af te schaffen voor terbeschikkingstellingen van werknemers uit de nieuwe lidstaten en zich aldus te voegen naar artikel 49 van het EG-Verdrag inzake het vrije dienstenverkeer. Naar aanleiding van de ingreep van de Commissie (zie IP/05/337 en IP/05/1014) hebben de Nederlandse autoriteiten hun regelgeving gewijzigd. Er is een plicht tot voorafgaande notificatie ingevoerd voor dienstverrichters die "eigen" personeel detacheren (met andere woorden dienstverrichters die in het kader van een dienstencontract arbeidskrachten ter beschikking stellen die bij hen in dienst zijn en onder hun beheer staan). Deze arbeidskrachten zijn voortaan vrijgesteld van de tewerkstellingsvergunningsplicht. Voor de andere vormen van detachering van werknemers uit de nieuwe lidstaten (terbeschikkingstelling van arbeidskrachten en detacheringen binnen eenzelfde concern) hebben de Nederlandse autoriteiten daarentegen besloten de tewerkstellingsvergunningsplicht te handhaven.

Om in de loop van de procedure met de ontwikkeling van de Nederlandse regelgeving rekening te kunnen houden, heeft de Commissie in juli 2006 een aanvullende aanmaningsbrief gezonden, waarop de Nederlandse autoriteiten niet hebben geantwoord. De Commissie heeft dan ook besloten tot de volgende fase van de inbreukprocedure over te gaan en een aanvullend met redenen omkleed advies te zenden.

De Commissie is van oordeel dat de nieuwe regeling een eerste bemoedigende stap is voor dienstverrichters uit de nieuwe lidstaten.

Deze nieuwe regeling is echter nog altijd niet in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht. Alvorens "eigen" personeel in Nederland te kunnen detacheren, moeten de betrokken ondernemingen dat immers schriftelijk aan de Nederlandse bevoegde autoriteiten melden.

Deze melding moet geschieden door middel van hetzij een "E 101-verklaring" (waarvan de afgifte door de socialezekerheidsinstelling soms wel 10 werkdagen op zich kan laten wachten en die niet bedoeld is om voor een voorafgaande notificatie te worden gebruikt), hetzij een naar waarheid afgelegde verklaring waarin precieze gegevens worden verstrekt over de datum en plaats van de terbeschikkingstelling en de identiteit van de betrokken personen, gestaafd met bewijsstukken. In sommige gevallen zal het voor een dienstverrichter uit een andere lidstaat evenwel onmogelijk blijken exacte informatie over de datum en plaats van dienstverlening te verstrekken en dus aan alle formaliteiten te voldoen, met name wanneer een specifieke dienstverlening van korte duur afhankelijk is van de weersomstandigheden, waardoor de dienstverrichter zich genoodzaakt kan zien de dienstverlening enkele dagen uit te stellen (bv. bouwnijverheid en binnenvaart). Op niet-naleving van de formaliteiten staan bovendien geldboeten die in sommige gevallen kunnen oplopen tot 8 000 € per illegaal tewerkgestelde werknemer in de zin van de Nederlandse regelgeving. De nieuwe plicht tot voorafgaande notificatie is derhalve van dien aard dat zij dienstverrichters kan ontmoedigen om hun uit de nieuwe lidstaten afkomstige werknemers naar Nederland te zenden. Daarenboven houden de te vervullen formaliteiten een administratieve last in en leveren zij extra vertragingen op voor de betrokken ondernemingen uit de Gemeenschap.

Bovendien handhaaft Nederland de tewerkstellingsvergunningsplicht voor de overige vormen van tijdelijke detachering van werknemers: zowel voor de terbeschikkingstelling van arbeidskrachten uit de nieuwe lidstaten aan een Nederlandse inlener, als voor de detacheringen in Nederland van personeel van een onderneming die tot eenzelfde concern behoort en die in een andere lidstaat is gevestigd, blijft de tewerkstellingsvergunningsplicht gelden. Deze eis druist in tegen de regels van het Verdrag inzake het vrije verkeer van diensten (artikel 49 van het EG-Verdrag). Het Hof heeft immers geoordeeld dat artikel 49 van het Verdrag zich ertegen verzet dat een lidstaat de verplaatsing van personeel uit een derde land dat zich in een reguliere arbeids- en verblijfssituatie bevindt, aan een tewerkstellingsvergunningsplicht onderwerpt. Volgens de Commissie mag dit niet anders zijn wanneer het om gedetacheerde werknemers uit de Gemeenschap gaat.

In het Toetredingsverdrag is voor Nederland geen afwijking toegestaan wat het vrije verkeer van diensten betreft waarbij arbeidskrachten ter beschikking worden gesteld. De mogelijkheden waarover Nederland beschikt om van het EG-Verdrag af te wijken, betreffen uitsluitend het vrije verkeer van werknemers (artikel 39 van het EG-Verdrag) en niet het ter beschikking stellen van werknemers in het kader van een dienstverlening (artikel 49 van het EG-Verdrag).

De Commissie heeft dan ook besloten de inbreukprocedure voort te zetten die is ingeleid nadat zij klachten had ontvangen van ondernemingen uit de nieuwe lidstaten die in Nederland moeilijkheden hadden ondervonden. Zij heeft trouwens nog nieuwe klachten ontvangen. Bovendien heeft het Europees Parlement nogmaals de aandacht van de Commissie gevestigd op de problemen die de ondernemingen uit de nieuwe lidstaten meer in het algemeen ondervinden wanneer zij hun activiteiten in de verschillende landen van de Unie willen uitbreiden. De Commissie is van oordeel dat het van essentieel belang is dat de ondernemingen en de onderdanen van de nieuwe lidstaten dezelfde grondrechten, en met name het recht op het vrij verrichten van diensten, genieten als hun concurrenten uit de "oude" lidstaten.

De meest recente informatie over de inbreukprocedures ten aanzien van alle lidstaten kan worden geraadpleegd op het volgende adres:

http://ec.europa.eu/community_law/eulaw/index_en.htm