Conclusies Europese Raad van 8 en 9 maart

Contentverzamelaar

Conclusies Europese Raad van 8 en 9 maart

De conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad gehouden te Brussel op 8 en 9 maart vindt u uiteraard op de ECER site. Gezien de publiciteit rondom de conclusies van deze historische top over klimaat- en energiebeleid, wordt hier extra aandacht aan besteed.

Conclusies Europese Raad over klimaat- en energiebeleid

Europese Raad conclusies over klimaatbescherming en hernieuwbare energiebronnen

Het aandeel hernieuwbare energie moet tegen 2020 20% van het totale EU-energiegebruik uitmaken. De Europese Raad heeft er mee ingestemd dat dit cijfer juridisch bindend is.

Hieronder volgen de belangrijkste passages over klimaatbescherming en energiebeleid uit de conclusies:

III. Een geïntegreerd klimaat- en energiebeleid

27. De klimaatverandering is een uitdaging die metterdaad en met spoed moet worden aangegaan. Recente studies over dit onderwerp hebben bijgedragen tot een groter bewustzijn en een betere kennis van de gevolgen ervan op de lange termijn, onder meer voor de wereldwijde economische ontwikkeling, en uit deze studies is duidelijk naar voren gekomen dat onverwijld doortastend moet worden opgetreden. De Europese Raad wijst erop hoezeer het van belang is dat de strategische doelstelling inzake het beperken van de gemiddelde temperatuursstijging wereldwijd tot maximaal twee graden Celsius in vergelijking met het pre-industriële niveau wordt gehaald.

28. Aangezien energieproductie en -verbruik de voornaamste bronnen van broeikasgassen zijn, is een geïntegreerde aanpak van het klimaat- en het energiebeleid nodig om deze doelstelling te verwezenlijken. Bij die integratie moeten het energiebeleid en het klimaatbeleid elkaar ondersteunen. Dit principe indachtig en in een geest van solidariteit tussen de lidstaten moeten met het energiebeleid voor Europa (EBE) de volgende drie doelstellingen worden nagestreefd, waarbij de keuze van de lidstaten voor een energiemix en hun soevereiniteit inzake bronnen van primaire energie ten volle geëerbiedigd moeten worden:

- meer continuïteit van de energiebevoorrading;

- het waarborgen van het concurrentievermogen van de Europese economieën en van de beschikbaarheid van betaalbare energie;

- het bevorderen van milieuduurzaamheid en het bestrijden van klimaatverandering.

Klimaatbescherming

29. De Europese Raad wijst nadrukkelijk op de leidende rol van de EU in de internationale klimaatbescherming. Hij benadrukt dat een internationaal collectief optreden van cruciaal belang is voor een effectieve, efficiënte en billijke respons van voldoende omvang om de uitdagingen van de klimaatverandering aan te pakken. Daartoe moet tijdens de internationale klimaatconferentie van de VN, die eind 2007 begint en tegen 2009 afgerond moet zijn, een aanvang worden gemaakt met onderhandelingen over een wereldwijde en brede overeenkomst voor de periode na 2012, die moet voortbouwen op de architectuur van het protocol van Kyoto en dat protocol moet verruimen, en tegelijk moet zorgen voor een billijk en soepel kader voor de breedst mogelijke participatie. In dat verband onderschrijft de Europese Raad de elementen die op 20 februari 2007 door de Raad (Milieu) zijn aangemerkt als essentiële onderdelen van een efficiënt en passend kader voor de periode na 2012, waaronder het verder ontwikkelen van een gedeelde visie om het einddoel van het VN-Raamverdrag inzake klimaatverandering te bereiken, het robuuster maken en uitbreiden van de mondiale koolstofmarkten, de ontwikkeling, inzet en overdracht van de nodige technologie voor emissieverlaging, de nodige aanpassingsmaatregelen om de gevolgen van de klimaatverandering aan te pakken, en maatregelen tegen ontbossing en tegen emissies van de internationale luchtvaart en het zeevervoer. Alle landen moeten worden verzocht om een bijdrage aan de inspanningen in het kader van dit raamverdrag, al naar gelang van hun verschillende verantwoordelijkheden en respectieve capaciteiten.

30. De Europese Raad herhaalt dat absolute emissiereductieverplichtingen de ruggengraat vormen van een wereldwijde koolstofmarkt. De ontwikkelde landen moeten het voortouw blijven nemen door zich te verbinden tot een collectieve vermindering van hun broeikasgasemissies tegen 2020, in de orde van grootte van 30% ten opzichte van 1990. Zij moeten dat ook doen om tegen 2050 hun emissies collectief te verminderen met 60 à 80% ten opzichte van 1990.

31. In dat verband hecht de Europese Raad zijn goedkeuring aan een reductie van de broeikasgasemissies, tegen 2020, met 30% ten opzichte van 1990 als streefcijfer voor de EU, dat haar bijdrage zal vormen tot een wereldwijde en brede overeenkomst voor de periode na 2012, op voorwaarde dat andere ontwikkelde landen zich tot vergelijkbare emissiereducties verbinden en dat economisch meer gevorderde ontwikkelingslanden een bijdrage leveren die in verhouding staat tot hun verantwoordelijkheden en capaciteiten. Hij verzoekt deze landen voorstellen te doen betreffende hun respectieve bijdragen aan de overeenkomst voor de periode na 2012.

32. De Europese Raad beklemtoont dat de EU zich ertoe verbindt Europa om te vormen tot een zeer energie-efficiënte economie met een lage uitstoot van broeikasgassen en beslist dat de EU, in afwachting van de sluiting van een wereldwijde en brede overeenkomst voor de periode na 2012 en zonder vooruit te lopen op haar positie in internationale onderhandelingen, vastbesloten en onafhankelijk de verbintenis aangaat om de broeikasgasemissies tegen 2020 met ten minste 20% te verminderen ten opzichte van 1990.

33. De Europese Raad beslist dat met betrekking tot de bijdragen van de lidstaten een gedifferentieerde aanpak nodig is die gebaseerd is op billijkheid en transparantie en rekening houdt met nationale omstandigheden en de relevante referentiejaren voor de eerste verbintenisperiode uit hoofde van het Protocol van Kyoto. Hij erkent dat de toepassing van deze streefcijfers gebaseerd zal zijn op communautair beleid en een overeengekomen interne lastenverdeling en verzoekt de Commissie om, als basis voor verdere grondige besprekingen, in nauwe samenwerking met de lidstaten onmiddellijk te beginnen aan een technische analyse van de criteria, waarbij ook rekening wordt gehouden met soc iaal-economische parameters en andere relevante en vergelijkbare parameters. De Europese Raad beklemtoont dat, gezien het grote belang van de energie-intensieve sector, kosteneffectieve maatregelen moeten worden genomen om het concurrentievermogen en het milieueffect van deze Europese industrieën te verbeteren.

34. De Europese Raad wijst op het toenemende aandeel van de ontwikkelingslanden in broeikasgasemissies en op de noodzaak voor deze landen om de toename van deze emissies tegen te gaan door de emissie-intensiteit van hun economische ontwikkeling te beperken overeenkomstig het algemene beginsel van gemeenschappelijke maar gedifferentieerde verantwoordelijkheden en respectieve capaciteiten. De Europese Raad is bereid tot verdere en intensievere ondersteuning van ontwikkelingslanden om deze minder kwetsbaar te maken en hun aanpassing aan de klimaatverandering te bevorderen.

35. Gezien de centrale rol van de emissiehandel in de langetermijnstrategie van de EU ter vermindering van de broeikasgasuitstoot verzoekt de Europese Raad de Commissie de EU-regeling voor het verhandelen van emissierechten tijdig te evalueren met het oog op meer transparantie en een aanscherping en verruiming van de werkingssfeer van de regeling, door bij de herziening van de EU-regeling voor het verhandelen van emissierechten te overwegen om het toepassingsgebied daarvan eventueel uit te breiden tot landgebruik, verandering in het landgebruik, bosbouw en oppervlaktevervoer.

De Europese Raad beklemtoont het belang van een efficiënt, veilig en duurzaam Europees vervoersbeleid. In dat verband is het van belang maatregelen te nemen om de milieuprestaties van het Europees vervoerssysteem te verhogen. De Europese Raad neemt nota van de werkzaamheden die de Commissie verricht betreffende de beoordeling van de externe kosten van het vervoer en de internalisering daarvan.

Energiebeleid

36. De opwarming van de aarde in combinatie met de noodzaak de continuïteit van de voorziening te waarborgen en het concurrentievermogen van het bedrijfsleven te verbeteren, maken de invoering van een geïntegreerd energiebeleid waarbij initiatieven op Europees en op nationaal niveau met elkaar gecombineerd worden, voor de EU crucialer en dringender dan ooit tevoren. Als mijlpaal in de totstandbrenging van een energiebeleid voor Europa en als springplank voor verdere initiatieven hecht de Europese Raad zijn goedkeuring aan een alomvattend actieplan voor energie voor de periode 2007-2009 (bijlage I), dat gebaseerd is op de mededeling van de Commissie getiteld "Een energiebeleid voor Europa". De Europese Raad wijst erop dat de keuze van de lidstaten voor een bepaalde energiemix effecten kan hebben op de energiesituatie in andere lidstaten, en op het vermogen van de Unie om de drie doelstellingen van het energiebeleid voor Europa te verwezenlijken.

37. In het actieplan wordt omschreven hoe de interne gas- en elektriciteitsmarkt van de EU aanmerkelijk efficiënter kan worden gemaakt en voltooid kan worden, en hoe een onderling meer gekoppelde en geïntegreerde energiemarkt tot stand kan worden gebracht. In het plan wordt de benoeming van EU-coördinatoren voor vier prioritaire projecten van Europees belang voorgenomen. Ook de energievoorzieningszekerheid en de respons op mogelijke crisissen komen daarin als cruciale vraagstukken aan bod. Met betrekking tot de energievoorzieningszekerheid wijst de Europese Raad erop dat het belangrijk is ten volle gebruik te maken van de beschikbare instrumenten om de bilaterale samenwerking van de EU met alle leveranciers te verbeteren en te zorgen voor betrouwbare energiestromen in de Unie. Er worden duidelijke richtsnoeren aangereikt voor een doeltreffend Europees internationaal energiebeleid waarin Europa een gemeenschappelijk geluid laat horen. Er worden zeer ambitieuze streefcijfers bepaald inzake energie-efficiëntie, hernieuwbare energiebronnen en het gebruik van biobrandstoffen en er wordt toe opgeroepen een Europees strategisch plan op te stellen voor energietechnologie, inclusief technologie voor het milieuveilig afvangen en opslaan van koolstofdioxide, waarover van gedachten zal worden gewisseld tijdens de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad in 2008.

38. De Europese Raad roept alle betrokken partijen op vastbesloten vaart te zetten achter de uitvoering van alle elementen van het actieplan, een en ander in overeenstemming met de daarin opgenomen bepalingen en voorwaarden. Hij verzoekt in het bijzonder de Commissie de in het actieplan gevraagde voorstellen zo spoedig mogelijk in te dienen.

Follow-up

39. In het licht van het geïntegreerde klimaat- en energiebeleid zal het Energieactieplan op geregelde tijdstippen worden geëvalueerd in het kader van een jaarlijkse toetsing door de Europese Raad van de geboekte vooruitgang en de behaalde resultaten bij de uitvoering van het klimaat- en energiebeleid van de EU. De Commissie wordt verzocht begin 2009 een bijgewerkt strategisch energieoverzicht voor te leggen, dat als basis zal dienen voor het nieuwe Energieactieplan voor de periode vanaf 2010, dat in het voorjaar van 2010 door de Europese Raad moet worden aangenomen.

Bijlage Een energiebeleid voor Europa

Bijlage: energiebeleid voor Europa.

Aan de conclusies is een bijlage toegevoegd getiteld "Een energiebeleid voor Europa". De belangrijkste passages uit dit beleid, waaronder het bindende cijfer voor het aandeel hernieuwbare energie, vindt u hier:

IV. Energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen

5. De Europese Raad is zich ervan bewust dat de vraag naar energie toeneemt, dat de energieprijzen stijgen en dat een krachtig en tijdig gemeenschappelijk internationaal optreden inzake klimaatverandering nuttig is, vertrouwt erop dat een aanzienlijke ontwikkeling van de energie-efficiëntie en van hernieuwbare energiebronnen de continuïteit van de energievoorziening zal verbeteren, de verwachte stijging van de energieprijzen zal ombuigen en de uitstoot van broeikasgassen zal doen dalen, overeenkomstig de ambities van de EU voor de periode na 2012, en benadrukt dat de hieronder genoemde energiebesparingsdoelstelling en streefcijfers voor hernieuwbare energiebronnen en biobrandstoffen moeten worden gerealiseerd, zodat de inspanningen en de voordelen eerlijk en rechtvaardig over de lidstaten worden verdeeld, een en ander met inachtneming van de verschillende nationale omstandigheden, uitgangsposities en mogelijkheden.

6. De Europese Raad, gezien dit alles,

- beklemtoont dat de energie-efficiëntie in de EU moet worden verhoogd teneinde te komen tot een besparing van 20% ten opzichte van de prognoses voor 2020, overeenkomstig de raming die de Commissie maakt in haar Groenboek over energie-efficiëntie, en dringt er bij de lidstaten op aan daarbij goed gebruik te maken van hun nationale energie-efficiëntieplannen,

- roept op tot een volledige en snelle uitvoering van de vijf ambitieuze hoofdprioriteiten van de conclusies van de Raad van 23 november 2006[4] over het actieplan van de Commissie inzake energie-efficiëntie, over energie-efficiënt vervoer, dynamische minimumvereisten inzake efficiëntie voor energieverbruikende apparatuur, energie-efficiënt en energiebesparend gedrag van energieverbruikers, energietechnologie en -innovaties en energiebesparing van gebouwen;

- verzoekt de Commissie spoedig voorstellen in te dienen opdat uiterlijk 2008 strengere energie-efficiëntievoorschriften inzake kantoor- en straatverlichting, en uiterlijk 2009 inzake gloeilampen en andere vormen van verlichting in particuliere huishoudens kunnen worden aangenomen;

- juicht het voornemen van de Commissie toe in 2007 een voorstel in te dienen voor een nieuwe internationale overeenkomst over energie-efficiëntie, met als doel te komen tot gemeenschappelijke wereldomvattende inspanningen, gericht op het stimuleren van energie-efficiëntie, waarbij geldt dat deze overeenkomst een aanvulling moet zijn op het energie-efficiëntiebeleid van de EU;

- steunt het gebruik van internationale onderhandelingen om duurzame productiemethoden aan te moedigen en om internationale handel in milieu- en energie-efficiënte goederen en diensten te stimuleren;

- roept op tot een spoedige herziening van de communautaire richtsnoeren betreffende staatssteun voor milieubescherming en andere communautaire instrumenten ter zake die stimulansen kunnen bieden, opdat deze richtsnoeren de doelstellingen van de Gemeenschap inzake energie en klimaatverandering beter ondersteunen.

7. De Europese Raad bevestigt de langetermijnverbintenis van de Gemeenschap om na 2010 duurzame energiebronnen op EU-niveau te ontwikkelen, benadrukt dat alle soorten hernieuwbare energiebronnen, bij kostenefficiënt gebruik, tegelijkertijd tot voorzieningszekerheid, concurrentievermogen en duurzaamheid bijdragen, en acht het van cruciaal belang een duidelijk signaal te doen uitgaan naar industrie, investeerders, innovatoren en onderzoekers. Om die redenen hecht hij, met inachtneming van de uiteenlopende nationale omstandigheden, uitgangsposities en mogelijkheden, zijn goedkeuring aan de volgende streefcijfers:

- een bindend streefcijfer van 20% voor het aandeel hernieuwbare energie in het totale EU-energiegebruik tegen 2020;

- een bindend minimumstreefcijfer van 10% dat alle lidstaten moeten halen voor het aandeel biobrandstoffen in het totale EU-gebruik van olie en diesel in de vervoersector, uiterlijk in 2020; de invoering hiervan dient op een kostenefficiënte manier te geschieden. Het bindende karakter van dit streefcijfer is opportuun, mits de productie duurzaam is, biobrandstoffen van de tweede generatie commercieel beschikbaar worden en de richtlijn over brandstofkwaliteit dienovereenkomstig wordt gewijzigd zodat er passende niveaus voor het mengen mogelijk worden.

Op basis van het globale streefcijfer voor hernieuwbare energiebronnen moeten, met de volledige betrokkenheid van de lidstaten, naar behoren rekening houdend met een billijke en adequate toewijzing naar gelang van de verschillende nationale uitgangspunten en mogelijkheden, waaronder begrepen het bestaande niveau aan hernieuwbare energiebronnen en inzake energiemix (zie de punten 10 en 11), en met inachtneming van het minimumstreefcijfer voor biobrandstoffen in elke lidstaat, gedifferentieerde nationale globale streefcijfers worden vastgesteld, waarbij de lidstaten per sector (elektriciteit, verwarming, koeling, biobrandstoffen) specifieke nationale streefcijfers voor hernieuwbare energiebronnen kunnen vaststellen.

Met het oog op het halen van die streefcijfers vraagt de Europese Raad om:

- een samenhangend algemeen kader voor hernieuwbare energiebronnen dat kan worden vastgesteld op basis van een in 2007 door de Commissie in te dienen voorstel voor een nieuwe alomvattende richtlijn inzake het gebruik van alle hernieuwbare energiebronnen. Dit voorstel moet stroken met andere communautaire wetgeving en zou bepalingen kunnen bevatten met betrekking tot:

= de globale nationale streefcijfers van de lidstaten;

= nationale actieplannen met sectorale streefcijfers en maatregelen om hieraan te voldoen; en aan

= criteria en bepalingen om te zorgen voor een duurzame productie en een duurzaam gebruik van bio-energie en om conflicten te vermijden tussen de verschillende wijzen waarop biomassa wordt gebruikt,

- een grondige en spoedige uitvoering van de maatregelen waarop de nadruk is gelegd in de Raadsconclusies van juni 2006[5] over het Actieplan biomassa van de Commissie, met name wat de demonstratieprojecten voor biobrandstoffen van de tweede generatie betreft;

- verzoekt de Commissie het potentieel aan grensoverschrijdende en in de EU aanwezige synergieën en interconnectie met het oog op het globale streefcijfer inzake hernieuwbare energie te onderzoeken, en daarbij ook oog te hebben voor de situatie van de landen en regio's die grotendeels afgezonderd zijn van de energiemarkt van de EU;

- verzoekt de Commissie om samen met de lidstaten hernieuwbare energiebronnen, te ontwikkelen, bijvoorbeeld via een uitgebreid forum inzake hernieuwbare energiebronnen, en de uitwisseling van de beste praktijken te bevorderen.

8. De Europese Raad benadrukt de centrale rol die de emissiehandel moet spelen bij de langetermijndoelen van de EU voor de terugdringing van de uitstoot van broeikasgassen, en wijst met klem op het belang van een evaluatie van de regeling voor de emissierechtenhandel om tot een verbeterde EU-ERH-regeling te komen die een op de markt gebaseerd, kosteneffectief instrument biedt waarmee tegen minimale kosten (ook wat betreft energie-intensieve industrieën) emissies kunnen worden teruggedrongen en waarmee een grote bijdrage tot de globale streefcijfers van de EU kan worden geleverd.