Covid-19: Herstel- en veerkrachtfaciliteit goedgekeurd

Contentverzamelaar

Covid-19: Herstel- en veerkrachtfaciliteit goedgekeurd

De herstel- en veerkrachtfaciliteit van de EU omvat een bedrag van 672,5 miljard euro aan subsidies en leningen voor EU-lidstaten ten behoeve van overheidsinvesteringen en hervormingen. De faciliteit moet de EU-lidstaten financieel ondersteunen om het herstel na de Covid-19-pandemie een impuls te geven. Daarnaast moet de financiering worden gebruikt om de groene en digitale transitie van de nationale economieën te bewerkstelligen.

De herstel- en veerkrachtfaciliteit is op 12 februari 2021 vastgesteld bij verordening 2021/241 .

Achtergrond

De uitbraak van Covid-19 in het begin van 2020 heeft de economische, sociale en budgettaire vooruitzichten van de EU-lidstaten veranderd. Om het hoofd te bieden aan de enorme economische en sociale gevolgen in de lidstaten is op EU-niveau een herstel- en veerkrachtfaciliteit vastgesteld. Door middel van de herstel- en veerkrachtfaciliteit wordt het mogelijk om doeltreffende financiële en significante steun te verstrekken om de uitvoering van hervormingen en bijbehorende overheidsinvesteringen in de lidstaten te ondersteunen.

De herstel en veerkrachtfaciliteit (in het Engels: Recovery and Resilience Facility (RRF)) vormt het belangrijkste onderdeel van het NextGenerationEU-instrument (hierna: NGEU-instrument). Het NGEU-instrument werd al op 14 december 2020 vastgesteld bij verordening 2020/2094. 672,5 miljard euro van de 750 miljard euro uit het NGEU-instrument is toegewezen aan de herstel- en veerkrachtfaciliteit.

Subsidiabele maatregelen en belangrijkste vereisten

De EU-lidstaten kunnen steun ontvangen uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit op basis van de nationale herstel- en veerkrachtplannen die momenteel in voorbereiding zijn ( artikel 18, lid 1, verordening 2021/241 ). Verordening 2021/241 verplicht de lidstaten om hun nationale herstel- en veerkrachtplan vorm te geven als een samenhangend pakket van hervormingen en investeringsprojecten, verdeeld over 6 beleidsterreinen die van Europees belang zijn ( artikel 17, lid 1 en artikel 4, lid 1, verordening 2021/241 ):

  1. De groene transitie;
  2. De digitale transitie;
  3. Slimme, duurzame en inclusieve groei en banen;
  4. Sociale en territoriale cohesie;
  5. Gezondheid en veerkracht
  6. Beleid voor de volgende generatie – kinderen en jongeren – zoals onderwijs en vaardigheden

In verordening 2021/241 zijn ook een aantal algemene vereisten opgenomen voor het nationale herstel- en veerkrachtplan. Het nationale herstel- en veerkrachtplan moet aan deze vereisten voldoen om in aanmerking te komen voor financiering. Ten eerste moet tenminste 37 procent van de gevraagde middelen aan de groene transitie worden besteed. Daarnaast moet tenminste 20 procent aan de digitale transitie worden uitgegeven. Tevens moeten de lidstaten bij alle maatregelen rekening houden met het beginsel dat deze maatregelen geen ernstige afbreuk doen aan de doelstellingen om het EU-milieubeleid te beschermen ( artikel 18, lid 4, onder d-f, verordening 2021/241 ).

De financiële steun wordt gekoppeld aan de aanbevelingen van het Europees Semester. Het Europees Semester is de jaarlijkse cyclus voor de afstemming van het economisch en begrotingsbeleid van de lidstaten van de EU (zie verder artikel 2 bis van verordening 1466/97). In het Europees Semester staat per lidstaat wat de werkpunten qua versterking van het concurrentievermogen en de sociale en economische cohesie zijn ( artikel 17, lid 3, verordening 2021/241 ).

Volgende stappen

De EU-lidstaten hebben in beginsel tot 30 april de tijd om hun herstel- en veerkrachtplan in te dienen bij de Europese Commissie ( artikel 18, lid 3, verordening 2021/241 ). Daarna heeft de Commissie in de regel tot twee maanden de tijd om de plannen te beoordelen. Vervolgens zal de Raad binnen vier weken al dan niet zijn goedkeuring geven voor het nationale herstel- en veerkrachtplan ( artikel 19, lid 1 en artikel 20, lid 7, verordening 2021/241 ).

Voor de in 2021 goedgekeurde plannen kunnen de lidstaten voorfinanciering tot 13 procent van de in hun plan opgenomen subsidies en leningen krijgen ( artikel 13, lid 1, verordening 2021/241 ). De rest van de toegekende bedragen wordt uitbetaald naargelang het bereiken van de afgesproken mijlpalen en streefdoelen.

Voordat het mogelijk is om financiering te verstrekken middels de herstel- en veerkrachtfaciliteit moeten alle lidstaten eerst nog het nieuwe Eigenmiddelenbesluit ratificeren. Op grond van het Eigenmiddelenbesluit is de Commissie namelijk bevoegd om het geld op de kapitaalmarkten te lenen om de financiering van de herstel- en veerkrachtfaciliteit te kunnen garanderen ( artikel 5, lid 1, onder a, Eigenmiddelenbesluit ) (zie ook het ECER-bericht over het advies van de Raad van State over het Eigenmiddelenbesluit).

Meer informatie: