Dataretentierichtlijn heeft juiste rechtsbasis

Contentverzamelaar

Dataretentierichtlijn heeft juiste rechtsbasis

De richtlijn betreffende de bewaring van telecomgegevens (dataretentierichtlijn) is gebaseerd op de juiste rechtsgrondslag. Dat heeft het EG-Hof van Justitie beslist in een zaak die Ierland had aangespannen tegen het Europees Parlement en de raad van de EU. De controversiële richtlijn stelt de bewaring van o.a. telecomgegevens verplicht. Nederland heeft in deze zaak aan de zijde van de Raad en het Europees Parlement geïntervenieerd.

Oorspronkelijk was voorgesteld om de bewaring van telecomgegevens te regelen in een kaderbesluit, gebaseerd op de politionele en justitiële samenwerking in strafzaken. Het uiteindelijke doel van de regeling is de opsporing en vervolging van strafbare feiten (waaronder terrorisme). De Commissie was het echter niet eens met deze rechtsbasis en diende een eigen voorstel in op basis van artikel 95 EG, de harmonisatie van de interne markt. Hierbij speelde ook een rol dat een eventueel nieuw kaderbesluit afbreuk zou doen aan twee richtlijnen uit de EG-pijler.

Belangrijk verschil van het nieuwe voorstel van de Commissie met het oude voorstel was dat er geen unanimiteit meer vereist was. Ierland en Slowakije stemden tevergeefs tegen deze richtlijn en tekende beroep aan bij het EG-Hof van Justitie.

Het Hof specificeert vooraf expliciet dat het voorwerp van het geding de rechtsgrondslag van de richtlijn is, en niet een eventuele schending van de grondrechten. Het Hof stelt vast dat de bewaring van persoonsgegevens een grote economische weerslag heeft, omdat het kan leiden tot belangrijke investeringen en exploitatiekosten door telecombedrijven. Verschillen tussen nationale wetgevingen hebben een rechtstreekse invloed op de interne markt in de EU.

Bovendien wijzigt de richtlijn een andere richtlijn (bescherming persoonsgegevens in de sector elektronische communicatie) die zelf gebaseerd is op artikel 95 EG. De richtlijn heeft enkel betrekking op verplichtingen ten aanzien van providers en regelt niet de toegang tot gegevens noch het gebruik daarvan door de politiële of gerechtelijke autoriteiten van de lidstaten. Die onderwerpen zijn van de richtlijn uitgesloten. Het Hof concludeert dat de richtlijn overwegend betrekking heeft op de werking van de interne markt.

Ook de Europese Toezichthouder voor Gegevensbescherming intervenieerde in deze zaak, aan de zijde van het EP en de Raad. Hij deed dit om te voorkomen dat de gegevensbescherming die voortvloeit uit het gemeenschapsrecht niet van toepassing zou zijn op de bewaring van telecomgegevens. Telefoonbedrijven zouden dan voor de bewaring van gegevens ten behoeve van het opsporen en vervolgen van strafbare feiten aan andere, minder strenge, regels moeten voldoen.

De dataretentierichtlijn is controversieel. De richtlijn schrijft een bewaartermijn (dataretentie) voor van o.a. telecomgegevens tussen de 6 en 24 maanden. Ook de Tweede Kamer toont zich kritisch over het voorstel. In Nederlandse bestaat een dergelijke verplichting tot bewaring van gegevens nog niet. Door de regering is voorgesteld een termijn van 18 maanden te hanteren. Naast de gevolgen voor de privacy wordt er ook gevreesd voor hoge lasten voor het bedrijfsleven. De parlementaire behandeling van de Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens, die de richtlijn moet implementeren, is nog niet voorbij. De Europese Commissie is daarom een inbreukprocedure tegen Nederland gestart. De minister van Justitie heeft de Kamer opgeroepen zo voortvarend mogelijk de behandeling van het wetsvoorstel af te ronden.