Dataretentierichtlijn ongeldig

Contentverzamelaar

Dataretentierichtlijn ongeldig

De EU-richtlijn die de bewaarplicht regelt van klantgegevens van telecomaanbieders ten behoeve van politie- en veiligheidsdiensten is ongeldig. De richtlijn is in strijd met het recht op privéleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens, zoals beschermd door het EU-Handvest van de Grondrechten. Het Hof spreekt van een ‘zeer omvangrijke en bijzonder ernstige’ inbreuk op de fundamentele rechten die niet gerechtvaardigd kan worden. De bewaarplicht geldt voor alle Europese burgers en kan burgers het gevoel geven altijd en overal in de gaten te worden gehouden door overheden.

Het gaat om het arrest van 8 april 2014 van het EU-Hof in de gevoegde zaken C-293/12 en C-594/12 Digital Rights Ireland en Seitlinger. Eerder al adviseerde de advocaat-general negatief over de richtlijn.

 

De EU heeft de richtlijn vastgesteld in 2006. Deze periode werd gekenmerkt door bomaanslagen in Londen en Madrid.

De richtlijn lag al langer onder vuur. Zo oordeelde het Duitse Constitutionele Hof al in 2010 dat de Duitse implementatie van de richtlijn in strijd is met de grondrechten. Dit leidde zelfs tot een inbreukprocedure van de Commissie tegen Duitsland.

 

De inbreuk op de fundamentele rechten kan volgens het EU-Hof niet gerechtvaardigd worden omdat de richtlijn volgens het Hof verder gaat dan nodig is om terrorisme en criminaliteit te bestrijden. Hierbij speelt met name de enorme reikwijdte van de richtlijn (zowel personeel als materieel) een grote rol. Volgens het Hof ontbreken objectieve criteria voor het verzamelen, inzien en bewaren van de verkeersgegevens. Het Hof heeft ook kritiek op het feit dat de richtlijn niet verplicht stelt dat de gegevens op het grondgebied van de EU worden bewaard. Het Hof acht het niet nodig om de geldigheid te onderzoeken in het licht van de vrijheid van meningsuiting (artikel 11 Handvest). Wel acht het Hof het mogelijk dat de richtlijn effect heeft op het gebruik van telecommunicatiemiddelen en daarmee een inbreuk kan vormen op de vrijheid van meningsuiting. Naast de ongeldigheid van deze richtlijn is het arrest ook vanuit een breder perspectief interessant. Zo zet het Hof uiteen wat de speelruimte is van de EU-wetgever als het gaat om inbreuken op fundamentele rechten.

De uitspraak heeft tot gevolg dat de richtlijn nooit rechtsgeldig heeft bestaan. Hoewel de richtlijn ongeldig is verklaard, blijven nationale wetten van de EU-lidstaten voorlopig overeind. Zo ook de Nederlandse Wet Bewaarplicht Telecommunicatiegegevens. Het arrest dwingt de lidstaten wel de nationale wetgeving ter uitvoering van de richtlijn tegen het licht te houden. Staatssecretaris Teeven heeft aangegeven het arrest eerst te zullen bestuderen en neemt hier acht weken de tijd voor.

Het ECER is van plan op korte termijn een bijeenkomst over dit arrest te organiseren.