Delegatie en uitvoering: ervaringen 5 jaar na Lissabon

Contentverzamelaar

Delegatie en uitvoering: ervaringen 5 jaar na Lissabon

Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon heeft de EU-wetgever al in ruime mate gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de Commissie gedelegeerde en/of uitvoeringsbevoegdheden toe te kennen. Er is echter nog ruimte voor verdere ontwikkeling. Belangrijke aandachtspunten zijn de consultatie van experts bij delegatie, het onderscheid tussen delegatie en uitvoering, de transparantie en de aanpassing van oude procedures aan het post-Lissabon systeem.

Met het Verdrag van Lissabon is het voormalige comitologie-systeem (bijna geheel) vervangen door twee nieuwe procedures voor het vaststellen van nadere regelgeving: delegatie en uitvoering. Het overgrote merendeel van EU-regelgeving komt tot stand via deze procedures. De afgelopen 5 jaar (in de periode 2010 t/m 2014) zijn maar liefst 234 gedelegeerde handelingen en 8184 uitvoeringshandelingen vastgesteld. Maar welke ervaringen heeft men na 5 jaar met het post-Lissabon systeem van delegatie en uitvoering gewerkt te hebben? Op 12 en 13 februari j.l. organiseerde ERA een seminar hierover.

Over het algemeen blijkt dat het systeem van uitvoering redelijk naar tevredenheid functioneert. Het systeem van “delegatie” moet echter nog wat rijpen. Met name aan de zijde van de Raad bestaan zorgen over de raadpleging van experts van de lidstaten bij de totstandkoming van gedelegeerde handelingen. De Raad heeft het Europees Parlement en de Commissie een initiatief voorgelegd om deze raadpleging te verbeteren. Ook op het punt van transparantie is nog ruimte voor verbetering. Lobbyisten blijken over het algemeen een voorkeur te hebben voor uitvoering boven delegatie.

Daarnaast bestaat discussie tussen de instellingen over de vraag wanneer in een basishandeling gekozen moet worden voor delegatie (artikel 290 VWEU) en wanneer voor uitvoering (artikel 291 VWEU) .  In dit kader heeft het EP vorig jaar een resolutie uitgebracht met een voorstel om niet-bindende criteria vast te stellen voor het gebruik van artikel 290 en 291 VWEU. De Raad heeft (nog) niet op deze resolutie gereageerd.

Tot slot dienen de wetgevingsinstrumenten waarin sprake is van een functionerende regelgevingsprocedure met toetsing (de PRAC) nog aangepast te worden aan het post-Lissabon systeem. De drie omnibusvoorstellen ( COM (2013) 451, COM (2013) 452 en COM (2013) 751) die de Commissie hiertoe in 2013 heeft gedaan zijn inmiddels weer ingetrokken. Volgens het Commissie-werkprogramma 2015 zal deze aanpassing geadresseerd worden in een nieuw Interinstitutioneel akkoord Beter Wetgeven.