Terug Duitse terroristenhelpers straffeloos wegens ongeldige EU-besluiten
Nieuwsbericht | 29-06-2010
De oude procedure voor plaatsing van personen op de lijst (vóór 2007) schond de rechten van verdediging (in het bijzonder het recht om te worden gehoord en het recht op een effectieve rechterlijke controle). Dat kwam omdat de personen en groeperingen niet op de hoogte werden gesteld van de redenen die aan de beslissing hen op de lijst te plaatsen ten grondslag lagen. Sindsdien hanteert de EU nieuwe procedures, waarbij de personen en organisaties wel op de hoogte worden gesteld.
In de zaak E en F gaat het om twee personen die ervan worden verdacht de Turkse beweging DHKP-C vanuit Duitsland financieel te hebben gesteund. Deze organisatie stond sinds 2002 op de EU-bevriezingslijst. Volgens verordening 2580/2001 is het verboden geld te geven aan deze organisaties. Het Duitse strafrecht stelt de overtreding van deze verordening strafbaar. Sinds 29 juni 2007 staat deze organisatie op de lijst volgens de nieuwe procedure, waarbij een motivering van de plaatsing gepubliceerd werd. De verdenking tegen E en F ziet echter ook op de periode daarvoor.
Het Hof bepaalt dat de plaatsing op de lijst van deze organisatie vóór 29 juni 2007 ongeldig was. Vervolgens komt het Hof tot de conclusie dat de plaatsing op de lijst daarom ook niet kan fungeren als basis voor de strafrechtelijke procedures in Duitsland tegen E en F die betrekking hebben op een periode vóór deze datum. Het besluit van juni 2007 kan dit gebrek niet met terugwerkende kracht repareren.
Verder verduidelijkt het EU-Hof dat het voor de strafbaarheid van de helpers van de leiding van een verboden organisatie geen verschil maakt dat zij zelf ook lid zijn van die verboden organisatie.