Duitsers mogen TV-bedrijf weren, maar ontvangst niet

Contentverzamelaar

Duitsers mogen TV-bedrijf weren, maar ontvangst niet

Het is Duitsland toegestaan om de activiteiten van een Deens TV-bedrijf, dat volgens de Duitsers in de uitzendingen aanspoort tot haat, te verbieden in Duitsland. De EU-televisierichtlijn staat daaraan niet in de weg. Dat heeft het EU-Hof bepaald in de zaak Mesopotamia broadcast. Duitsland mag echter niet de daadwerkelijke ontvangst van TV-signalen uit Denemarken blokkeren.

Het gaat in deze zaak om de uitzendingen van Mesopotamia broadcast, een Deens bedrijf dat uitzendingen maakt in de Koerdische taal. De Duitse overheid is van mening dat deze uitzendingen de Koerdische organisatie PKK steunen en onder andere oproepen de tegenstellingen tussen Koerden en Turken in Duitsland met geweld te beslechten. Dit is volgens de Duitse wet verboden en dus verbood de Duitse minister van Binnenlandse Zaken de activiteiten van dit bedrijf in Duitsland.

Mesopotamia stelde echter dat zij enkel onder toezicht staan van de Deense overheid, en dat volgens de televisierichtlijn (89/552/EEG) Duitsland de ontvangst van de uitzendingen uit Denemarken niet mag blokkeren. Dit is een belangrijk uitgangspunt van de richtlijn. De richtlijn bevat echter wel een bepaling die de lidstaten verplicht er zorg voor te dragen dat uitzendingen geen enkele aansporing tot haat op grond van ras, geslacht, godsdienst of nationaliteit bevatten.

De Denen verboden echter als verantwoordelijke lidstaat de uitzendingen niet, omdat het volgens de Deense autoriteiten niet werd aangespoord tot haat op grond van ras, geslacht, godsdienst of nationaliteit. De Duitsers denken hier anders over.

Het Hof oordeelt dat Duitsland de ontvangst van de televisie-uitzendingen niet mag beletten. Wel mogen de Duitsers alle activiteiten van het bedrijf in Duitsland conform hun wetgeving verbieden.