Duitsland moet controles Europese Rekenkamer dulden

Contentverzamelaar

Duitsland moet controles Europese Rekenkamer dulden

Duitsland moet toestaan dat de Europese Rekenkamer controles uitvoert in Duitsland naar de administratieve samenwerking op het gebied van BTW. Duitsland weigerde medewerking te verlenen omdat de Rekenkamer volgens Duitsland geen bevoegdheid had om de controle uit te voeren. Het Hof is het daar niet mee eens. Onderliggende discussie gaat over de vraag of BTW-inkomsten inkomsten zijn van de lidstaten of van de EU.

Volgens artikel 287 EU-Werkingsverdrag onderzoekt de Rekenkamer de wettigheid en de regelmatigheid van de ontvangsten en uitgaven van de EU en gaat tevens na of een goed financieel beheer werd gevoerd. De Rekenkamer kan hiervan verslagen maken.

In 2006 kondigde de Europese Rekenkamer aan bij de Duitse autoriteiten dat zij de samenwerking tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de btw zou gaan controleren. Het doel van de controles was niet de belastbare handelingen en de correcte toepassing van de btw te controleren, maar de efficiƫnte en correcte verwerking van in het kader van het VIES (VAT Information Exchange System). Het Duitse ministerie van Financiƫn verzette zich tegen de aangekondigde controles. De Europese Commissie stelde hierop een inbreukprocedure in tegen Duitsland.

Duitsland voerde onder andere aan dat de inning van btw-ontvangsten geen rechtstreeks of toereikend verband vertoont met de ontvangsten van de EU. De btw-ontvangsten zijn immers deel van de nationale begroting en zijn te onderscheiden van de btw-middelen, want alleen de btw-middelen maken ontvangsten van de Gemeenschap uit.

Volgens het Hof kan elk mankement in de inning van de btw-ontvangsten oorzaak kan zijn van een vermindering van de btw-middelen van de Gemeenschap. De Rekenkamer was daarom bevoegd om de omstreden aangekondigde controle uit te voeren aangezien deze controle wel degelijk zag op de wettigheid van de ontvangsten van de Gemeenschap en op het goed financieel beheer ervan,

De Duitse regering deed in de procedure bij het Hof ook een beroep op het subsidiariteitsbeginsel (artikel 5, lid 3 EU). De Commissie, het Parlement en de Rekenkamer waren van mening dat dit beginsel geldt voor de uitoefening van normatieve bevoegdheden, maar niet voor de uitoefening van controle- of adviesbevoegdheden als die van de Rekenkamer. Het Hof ontwijkt het antwoord op de vraag of het beginsel hier van toepassing is, maar stelt wel dat gezien de grensoverschrijdende dimensie van de administratieve samenwerking in overeenstemming met dit beginsel is gehandeld. De controles kunnen beter door de Rekenkamer worden gedaan aangezien het bevoegdheidsdomein van de Rekenkamer, anders dan voor de nationale rekenkamers, alle lidstaten omvat.

Volledige tekst op de site van het Hof