E-15/16 verzoek om advies – Yara International ASA and the Norwegian Government

Contentverzamelaar

E-15/16 verzoek om advies – Yara International ASA and the Norwegian Government

EVA-Hof zaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak.

Termijnen: Motivering departement:  8 november 2016
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:  27 november 2016
Schriftelijke opmerkingen (engelstalig) 27 december 2016 (fatale termijn)

Trefwoorden: belastingen; recht vrije vestiging; aftrek groepsbijdragen

Onderwerp: - EER-overeenkomst artikel 31/34 (vrije vestiging)

Bij besluit van 29-11-2013 heeft de dienst beroep in belastingzaken geweigerd belastingvermindering toe te staan aan verzoekster voor haar groepsbijdrage aan haar LIT dochter. De NOO belastingwet staat geen aftrek toe voor groepsbijdragen door een in NOO belastingplichtige onderneming aan een bedrijf dat in NOO niet belastingplichtig is. De vraag is of deze regelgeving verenigbaar is met de EER-regels. Verzoeksters zetel is gevestigd in NOO; zij heeft diverse (buitenlandse) dochters. Zij heeft het in LIT zetelende UAB (YARA) Lietuva in 2007 verworven. Na overname door UAB Lietuva in april 2009 van AB Lifosa heeft UAB Lietuva eind 2009 een negatief saldo. In december 2009 neemt verzoekster alle aandelen in UAB Lietuva over zodat dit een volle dochteronderneming wordt. De litigieuze groepsbijdrage wordt op 10-01-2010 overgemaakt. Eind van die maand werd besloten tot liquidatie van UAB Yara Lietuva, geregistreerd in het handelsregister op 17-02-2010.

In de door verzoekster gestarte procedure (09-11-2010) tegen de weigering van de aftrekpost stelt verzoekster dat de NOO regeling in strijd is met de vrije vestigingsregels in de EER-overeenkomst. De belastingdienst houdt (29-11-2013) echter voet bij stuk, waarop verzoekster zich op 27-05-2014 tot de rechter in Oslo wendt. Deze oordeelt dat de NOO regeling verenigbaar is met de artikelen 31 jo. 34 van de EER-overeenkomst en verwijst daarbij naar arrest van het HvJEU C-231/05. Verzoekster gaat in hoger beroep bij de verwijzende rechter.

Bij de behandeling van de zaak voor de NOO verwijzende rechter (Hof van Beroep Borgarting) blijkt dat partijen het eens zijn dat de NOO regelgeving een beperking van de vrijheid van vestiging inhoudt en ook dat dit gerechtvaardigd wordt door de noodzaak van een evenwichtige belastingheffing door de LS en het voorkomen van belastingontwijking. Maar verzoekster vindt dat de maatregelen verder gaan dan nodig en dat een uitzondering gemaakt moet worden in gevallen als het verlies van een dochteronderneming. De rechter verwijst zowel naar het Marks&Spencer-arrest als naar Oy AA maar partijen zijn het niet eens over de gevolgen van die arresten voor de onderhavige zaak. Aangezien de rechter hierop evenmin een duidelijk antwoord kan geven legt hij de volgende vraag voor aan het EVA-hof:

“Is it compatible with Articles 31 and 34 EEA that national rules on intra-group contributions, such as the rules in the Norwegian Taxation Act, under which the contribution reduces the transferor’s taxable income and is included in the recipient’s taxable income regardless of whether the recipient makes a loss or a profit for tax purposes, lay down the condition that both the transferor and the recipient are liable to taxation in the EEA State in question, or must the EEA rules be interpreted to mean that, on certain conditions, an exception must be granted from the requirement for tax liability in the realm?”

 Aangehaalde jurisprudentie: C-446/03 Marks & Spencer; C-231/05 Oy AA;

Specifiek beleidsterrein: FIN

Gerelateerde documenten