Eerste Kamer wil geen permanente gemengde commissie subsidiariteitstoets

Contentverzamelaar

Eerste Kamer wil geen permanente gemengde commissie subsidiariteitstoets

De tijdelijke commissie met vertegenwoordigers uit beide Kamers die op dit moment voorstellen van de Europese Commissie toetst aan de subsidiariteit moet geen permanente commissie worden. Dat heeft de Eerste Kamer laten weten aan de voorzitter van de tijdelijke commissie. De Eerste Kamer geeft er de voorkeur aan om ‘tot een andere, even constructieve als adequate, wijze van samenwerking op het terrein van Europese werkzaamheden met de Tweede Kamer te komen’.

De Eerste Kamer heeft zich de afgelopen periode bezonnen op haar rol bij het Europese beleids- en wetgevingsproces. Volgens de Eerste Kamer moet de rol van haar vakcommissies veel groter worden bij de controle op het Europese beleid.

De voordelen van een permanente overlegstructuur met de Tweede kamer worden geacht niet op te wegen tegen de nadelen, zo stelt de toelichting bij de brief. Het is de bedoeling dat het werk van de Eerste Kamer meerwaarde heeft ten opzichte van het werk van de Tweede Kamer. In de Tijdelijke Gemengde Commissie Subsidiariteitstoets voeren beide kamers in feite dezelfde toets uit.

Het is volgens de Eerste Kamer een beter idee om de voorstellen van de Europese Commissie te verdelen over de vakcommissies van de Kamer. De gemengde commissie is vaak niet in staat inhoudelijk naar een voorstel kijken en vormt daarom volgens de Eerste Kamer een bureaucratische schakel in het proces. Zodra een bezwaar bestaat bij een van de vakcommissies dan kan op ad hoc basis overleg plaatsvinden met de collega’s in de Tweede Kamer. In een recente discussienotitie werd geconcludeerd dat voor de gemengde commissie bij conciliatie niet of nauwelijks een rol van betekenis is weggelegd, juist ook omdat een inhoudelijke discussie in die bijeenkomst lastig blijkt.

De Eerste Kamer gaat in de brief ook in op de bezwaren zij heeft tegen het mechanisme van de gele respectievelijk oranje kaart dat met het Verdrag van Lissabon van kracht wordt:

“De keuze voor een permanente commissie dwingt de Eerste Kamer te veel in het keurslijf van een beperkte toets (enkel bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit), terwijl per individueel dossier zou moeten worden bekeken of een brede, integrale toets niet wenselijker is. Het belang van subsidiariteitstoetsing kan immers gemakkelijk worden overschat,
daaraan verandert Protocol 2 bij het Verdrag van Lissabon weinig: (1) de drempel om als nationale parlementen te kunnen doorzetten (27 stemmen) is hoog1; (2) wetgevingshandelingen zijn vaak het resultaat van jarenlange voorbereiding en consultatie (van de lidstaten en «het veld») door de Europese Commissie2; (3) het halen van de drempel veronderstelt «concerted actions» van de nationale parlementen, maar daarvoor is geen
kant-en-klaar mechanisme voorhanden (4) de sleutel voor succesvolle actie ligt niet zozeer bij de nationale parlementen, maar bij de Raad en/of het Europees Parlement. Op grond van de in de afgelopen jaren opgedaneervaringen met de gemengde parlementaire subsidiariteitscommissies is bovendien de meerwaarde – in termen van succesvolle beïnvloeding op Europees niveau – van een aparte commissie niet evident.”

Lees hier de brief van de voorzitter van de Eerste Kamer aan de voorzitter van de gemengde tijdelijke commissie subsidiariteitstoets