Einde overgangsregime EU-samenwerking politie en justitie

Contentverzamelaar

Einde overgangsregime EU-samenwerking politie en justitie

Op 1 december 2014 is een einde gekomen aan de overgangsbepalingen inzake de maatregelen voor politiële en justitiële samenwerking die vóór het Verdrag van Lissabon tot stand zijn gekomen (de oude ‘derde pijler’ van de EU). Concreet betekent dit dat ten aanzien van die maatregelen de Europese Commissie en het EU-Hof voortaan volledige bevoegdheden hebben. De lidstaten hoeven echter geen “lawine aan bureaucratische inbreukprocedures” op 1 december te verwachten, aldus Commissaris Timmermans. En het VK blijft deelnemen aan het EU-aanhoudingsbevel en een aantal andere maatregelen op dit terrein.

Het overgangsrecht voor deze zgn. Justitie en Binnenlandse Zaken –JBZ-maatregelen werd bij de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 van kracht. Het staat beschreven in artikel 10 van Protocol 36 bij de Verdragen. De overgangsperiode duurde vijf jaar.

Onder het oude EU-verdrag (artikel 35) had het Hof van Justitie beperkte rechtsmacht. Het mocht alleen uitspraak doen in prejudiciële zaken (vragen van nationale rechters aan het EU-Hof over de uitleg van het EU-recht) als een lidstaat die bevoegdheid had geaccepteerd. Voor Nederland was dat het geval. Een oordeel op grond van een inbreukprocedure op initiatief van de Commissie was helemaal uitgesloten. Die mogelijkheid bestond niet en dat is nog eens vastgelegd in artikel 10 van Protocol 36. Het overgangsrecht gold alleen voor het bestaande acquis van vóór het Verdrag van Lissabon. Zodra een bestaande JBZ-maatregel werd aangepast, kreeg die een rechtsbasis op grond van het EU-Werkingsverdrag en gold vanaf dat moment het overgangsregime niet meer voor die maatregel.

Met ingang van 1 december zijn deze beperkingen vervallen. In een toespraak die Commissaris Timmermans hield in Rome probeerde hij de lidstaten gerust te stellen. De Commissie zal geen lading inbreukprocedures over de lidstaten heen storten. De Commissie zal in de eerste plaats de dialoog met de lidstaten zoeken, onder andere via de EU PILOT (informele dialoog met de lidstaten over inbreuken en klachten).

Voor het Verenigd Koninkrijk geldt een bijzondere regeling die ook in artikel 10 van Protocol 36 is opgenomen. Het Verenigd Koninkrijk heeft op basis van deze bijzondere regeling besloten de bevoegdheden van de Commissie en het Hof niet te accepteren. Dit betekent dat alle JBZ-maatregelen in beginsel niet meer van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk (opt-out, artikel 10, lid 4). Vervolgens heeft het VK aangegeven opnieuw te willen deelnemen aan een aantal handelingen (opt-in, artikel 10, lid 5). De deelname van het VK aan deze handelingen, onder andere het EU-aanhoudingsbevel, zal worden voortgezet. Het gevolg van deze keuze is dat voor die handelingen de Commissie en het Hof  ook ten aanzien van het Verenigd Koninkrijk volledige bevoegdheden zullen hebben. De besluiten waarom het gaat zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de EU, L 345 en C 430 van 1 december 2014. Zie het overzicht van Steve Peers op EU Law Analysis en het dossier op de website van het Britse parlement.

Zie ook de studie in opdracht van het LIBE-comité van het Europees Parlement over het toezicht op de naleving van de JBZ-maatregelen na 1 december 2014, in het bijzonder in relatie tot de maatregelen waarvoor het VK een "opt-back-in" wil.

Zie ook de eerdere berichtgeving over dit onderwerp op de ECER –site.