EU-dienstenrichtlijn niet van toepassing op leges voor aanleg telecomkabels

Contentverzamelaar

EU-dienstenrichtlijn niet van toepassing op leges voor aanleg telecomkabels

De heffing van leges die telecombedrijven moeten betalen voor gemeentelijke instemming met graafwerkzaamheden voor kabelaanleg valt onder de EU-Machtigingsrichtlijn en niet onder de EU-Dienstenrichtlijn. Dat antwoordt het EU-Hof op vragen van de Hoge Raad.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 30 januari 2018 in de gevoegde zaken C-360/15, gemeente Amersfoort tegen X BV en C-31/16 Visser Vastgoed tegen gemeente Appingedam.

In zaak C-360/15 staat de rechtmatigheid van de hoogte van gemeentelijke leges ter discussie die een telecombedrijf moet betalen voor het in behandeling nemen van een verzoek om instemming omtrent het tijdsstip, de plaats en de wijze van uitvoering van graafwerkzaamheden ten behoeve van de aanleg van een glasvezelnetwerk. In deze zaak heeft de Hoge Raad het EU-Hof om uitleg gevraagd van een aantal bepalingen uit de Europese Dienstenrichtlijn. Zo vraagt de Hoge Raad zich af of deze leges moeten worden beschouwd als belastingen, waarop de Dienstenrichtlijn niet van toepassing is. Ook rijst de vraag of het instemmingsvereiste een eis van ruimtelijke ordening is die buiten de reikwijdte van de richtlijn valt. Verder vraagt de Hoge Raad of de Dienstenrichtlijn van toepassing is in zuiver interne situaties waarin alle elementen zich binnen één lidstaat afspelen en of kruissubsidiëring bij de berekening van de hoogte van de leges is toegestaan.

Het EU-Hof komt echter niet toe aan een beantwoording van deze vragen, nu de Dienstenrichtlijn niet van toepassing is. De leges zijn in rekening gebracht voor de aanleg van een telecommunicatiefaciliteit. Dit betekent dat de rechtmatigheid ervan beoordeeld moet worden onder de EU-regels voor telecommunicatie (specifiek: artikel 13 van de zgn. machtigingsrichtlijn 2002/20). De dienstenrichtlijn is niet van toepassing op onderwerpen die vallen onder richtlijn 2002/20/EG. Dat staat in artikel 2, lid 2, onder c van de Dienstenrichtlijn.

Het EU-Hof wijst er op dat de leges verschuldigd worden in verband met het recht van de ondernemingen die elektronische-communicatienetwerken mogen aanleggen, faciliteiten te installeren in de zin van artikel 13 van de machtigingsrichtlijn. Uit de rechtspraak van het Hof betreffende artikel 13 van de machtigingsrichtlijn volgt dat de in dat artikel gebruikte termen „faciliteiten” en „installeren” verwijzen naar respectievelijk de fysieke infrastructuur die het aanbieden van elektronische-communicatienetwerken en ‑diensten mogelijk maakt, en naar de fysieke plaatsing ervan op de betrokken openbare of particuliere eigendommen. De leges waarvan de betaling van X is gevorderd moeten worden getoetst aan artikel 13 van de machtigingsrichtlijn. In dat verband berust de mogelijkheid om voor de rechten om faciliteiten op of onder openbaar of particulier eigendom te installeren vergoedingen te verlangen, bij de „betrokken instantie” (in dit geval de gemeente). Dat de richtlijn nog een andere instantie (een zgn. NRI, “nationale regelgevende instantie”) aanwijst die bevoegd is rechten te heffen voor andere doeleinden is niet van belang.