EU-Gerecht: EFSA mocht informatie over de gezondheidseffecten van glyfosaat niet weigeren

Contentverzamelaar

EU-Gerecht: EFSA mocht informatie over de gezondheidseffecten van glyfosaat niet weigeren

Op grond van de Aarhus-verordening mag “informatie die betrekking heeft op uitstoot in het milieu” niet worden geweigerd om de commerciële en financiële belangen van ondernemingen te beschermen. Volgens het EU-Gerecht geldt dit ook voor informatie over de gevolgen van uitstoot op kortere of langere termijn voor de toestand van het milieu. Het belang van publiek is er immers niet alleen in gelegen dat bekend wordt wat er in het milieu vrijkomt, maar ook om te begrijpen hoe het milieu door de uitstoot wordt aangetast, aldus het EU-Gerecht.

Het gaat om de arresten van het EU-Gerecht van 7 maart 2019 in de zaak T-716/14, en de zaak T-329/17, tegen de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA).

Aanleiding van beide zaken is het verzoek tot inzage in documenten van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA). Deze documenten bevatten studies die gaan over de effecten van glyfosaat voor de menselijke gezondheid. Glyfosaat is een toegestane werkzame stof, die veel wordt gebruikt in gewasbeschermingsmiddelen. In zaak T-716/14 verzocht verzoeker de EFSA om toegang tot twee essentiële studies die zijn gebruikt ter bepaling van de aanvaardbare dagelijkse inname van glyfosaat. In zaak T-329/17 verzochten verschillende leden van het Europees Parlement om toegang tot studies betreffende de carcinogeniteit van glyfosaat. Deze verzoeken werden gedaan op grond van Eurowob-verordening (verordening 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie) en de Aarhus-verordening (verordening 1367/2006 betreffende de toegang tot informatie in milieuaangelegenheden).

In beide zaken heeft de EFSA inzage in deze studies geweigerd op grond van art. 4, lid 2, eerste streepje, Eurowob. Openbaarmaking zou namelijk ernstige schade kunnen toebrengen aan de commerciële en financiële belangen van de ondernemingen die de studieverslagen hebben overgelegd. Ook bestond er volgens de EFSA geen hoger belang dat openbaarmaking gebiedt. Daarbij was volgens de EFSA art. 6, lid 1, van de Aarhus-verordening niet van toepassing. Dit artikel bepaalt dat met betrekking tot art. 4, lid 2, eerste en derde streepje, Eurowob een hoger belang geacht wordt openbaarmaking te gebieden indien de gevraagde informatie betrekking heeft op uitstoot in het milieu. Volgens de EFSA bevatten de gevraagde studies geen informatie die betrekking heeft op uitstoot in het milieu. De verzoekers zijn het niet eens met de beslissing openbaarmaking te weigeren en gaan hiertegen in beroep bij het EU-Gerecht.

Verzoekers voeren bij het EU-Gerecht aan dat de gevraagde studies wel kunnen worden aangemerkt als informatie die betrekking heeft op uitstoot in het milieu. De EFSA stelt daarentegen dat de studies niet de daadwerkelijke of voorzienbare uitstoot in het milieu onderzoeken, maar louter hypothetische uitstoot. Daarnaast stelt de EFSA dat de gevraagde studies zijn uitgevoerd om de gevaarlijke eigenschappen van glyfosaat te bepalen en niet om het toelaatbare niveau van uitstoot vast te stellen. Bijgevolg zouden de studies niet beogen de daadwerkelijke of voorzienbare uitstoot te beoordelen.

Het EU-Gerecht bevestigt ten eerste dat op grond van art. 6, lid 1, van de Aarhus-verordening de bescherming van commerciële belangen niet kan worden ingeroepen om openbaarmaking van informatie die betrekking heeft op uitstoot in het milieu te weigeren. Vervolgens brengt het EU-Gerecht in herinnering dat informatie die betrekking heeft op uitstoot in het milieu niet wordt beperkt tot uitsluitend informatie betreffende de uitstoot die daadwerkelijk vrijkomt in het milieu. Ook voorzienbare uitstoot bij normaal of realistisch gebruik van een product valt hieronder. Echter moet het niet gaan om zuiver hypothetische uitstoot, zo blijkt uit vaste rechtspraak. In casu is volgens het EU-Gerecht de voorzienbare uitstoot in het milieu niet louter hypothetisch. Glyfosaat is bij normaal gebruik van het gewasbeschermingsmiddel, wegens de functie ervan, immers bedoeld is om in het milieu vrij te komen. Uitstoot in het milieu van glyfosaat is bovendien reëel omdat glyfosaat op de lijst van werkzame stoffen is ingeschreven. Daarom kan de EFSA niet beweren dat de gevraagde studies geen betrekking hebben op daadwerkelijke of voorzienbare uitstoot in het milieu, aldus het EU-Gerecht.

Bovendien strekt informatie die betrekking heeft op uitstoot in het milieu zich volgens het EU-Gerecht niet alleen uit tot informatie over de uitstoot als zodanig, zoals de aard, samenstelling en hoeveelheid ervan. Het strekt zich ook uit tot informatie over gevolgen die deze uitstoot op kortere of langere termijn heeft voor de toestand van het milieu. Het belang van het publiek is er immers niet alleen in gelegen dat bekend wordt wat er in het milieu vrijkomt, maar ook om te begrijpen hoe het milieu door de uitstoot wordt aangetast. Wel dient het volgens het EU-Gerecht dan te gaan om informatie over de gevolgen voor het milieu bij normaal of realistisch gebruik van een product. De in casu gevraagde studies onderzoeken de invloed van de uitstoot van glyfosaat op de menselijke gezondheid, onder de minst gunstige realistische omstandigheden die zich kunnen voordoen. Het is hierbij niet van belang of het gaat om veldstudies of laboratoriumstudies; het gaat om het doel van de studies. EFSA kan daarom niet betogen dat de gevraagde studies geen verband houden met de het beoogde gebruik en louter theoretisch zijn.

Uit het voorgaande concludeert het EU-Gerecht dat de gevraagde studies moeten worden beschouwd als informatie die betrekking heeft op uitstoot in het milieu. Hierdoor kan ESFA de weigeringsgrond van art. 4, lid 2, eerste streepje, Eurowob niet inroepen. De EFSA had openbaarmaking dus niet mogen weigeren en het EU-Gerecht verklaart het weigeringsbesluit van de EFSA nietig.