EU-Hof: Alle sectoren van de UNRWA tellen mee bij de vraag of bijstand of bescherming aan een staatloze Palestijn is opgehouden

Contentverzamelaar

EU-Hof: Alle sectoren van de UNRWA tellen mee bij de vraag of bijstand of bescherming aan een staatloze Palestijn is opgehouden

Bij de vraag of de bescherming of bijstand aan een staatloze Palestijn door de VN-hulporganisatie UNRWA is opgehouden moet rekening worden gehouden met alle sectoren in het mandaatgebied van de UNRWA. Aan de hand van een individuele beoordeling moet worden onderzocht of de betrokkene daadwerkelijk toegang kan krijgen tot een sector of daar naartoe kan terugkeren indien hij die sector heeft verlaten. Dat is het antwoord van het EU-Hof op vragen van een Duitse rechter.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 13 januari 2021 in de zaak C-507/19, Bondsrepubliek Duitsland tegen XT .

Achtergrond

XT is een in Syri ë geboren staatloze Palestijn. Hij is houder van een registratiekaart als vluchteling bij de Organisatie van de Verenigde Naties voor Hulpverlening aan Palestijnse vluchtelingen in het Nabije Oosten (Engelse afkorting: UNRWA; United Nations Relief and Work Agency for Palastine refugees in the Near-East). Het mandaatgebied van de UNRWA bestaat uit vijf sectoren (de Gazastrook, de Westelijke Jordaanoever, Jordani ë , Libanon en Syri ë ).

XT verbleef gedurende lange tijd als vluchteling in het kamp Jarmuk (sector Syri ë ) en daarna tussen 2013 en 2015 in Libanon. XT keerde vervolgens terug naar Syri ë , maar besloot in 2015 vanwege de oorlog en de zeer slechte levensomstandigheden in Syri ë te vluchten naar Duitsland. Op het moment dat XT Syri ë verliet hadden Jordani ë en Libanon hun grenzen voor Palestijnse vluchtelingen uit Syri ë gesloten.

Artikel 12, lid 1, onder a, eerste volzin van richtlijn 2011/95 (hierna: Kwalificatierichtlijn) bepaalt dat een onderdaan van een derde land of een staatloze is uitgesloten van de vluchtelingenstatus indien hij of zij bescherming of bijstand geniet van andere organen of instellingen van de Verenigde Naties dan de UNHCR. De UNRWA is zo’n ander orgaan. Deze uitsluitingsgrond is echter niet van toepassing wanneer deze bescherming of bijstand om welke reden dan ook is opgehouden ( artikel 12, lid 1, onder a, tweede volzin, Kwalificatierichtlijn ).

De Duitse autoriteiten hebben het verzoek van XT om toekenning van de vluchtelingenstatus in Duitsland afgewezen. Na beroep en hoger beroep kwam de zaak uiteindelijk terecht bij de hoogste federale bestuursrechter van Duitsland. Deze rechter stelt vast dat XT in beginsel voldoet aan de voorwaarden uit de Kwalificatierichtlijn om vanwege de bescherming of bijstand van het UNRWA te worden uitgesloten van de vluchtelingenstatus. In dit kader stelt de rechter vijf prejudici ë le vragen aan het EU-Hof over de voorwaarden waaronder de uitsluiting van artikel 12, lid 1, onder a, eerste volzin van de Kwalificatierichtlijn niet van toepassing is (artikel 12, lid 1, onder a, tweede volzin, Kwalificatierichtlijn).

Het EU-Hof voegt een aantal van die prejudici ë le vragen samen en behandelt uiteindelijk twee vragen. 

EU-Hof

Het vaststellen of de bescherming of bijstand van het UNRWA is opgehouden

Het EU-Hof stelt ten eerste vast dat de nationale rechter wil weten of bij de vraag of de bescherming of bijstand van de UNRWA is opgehouden, alleen rekening moet worden gehouden met het ophouden van de bescherming of bijstand in de sector van de UNRWA waarin een staatloze zijn werkelijke verblijfplaats had op het tijdstip van zijn vertrek (in deze zaak de sector Syri ë ) of ook met de andere sectoren van het mandaatgebied van de UNRWA 

Vervolgens oordeelt het EU-Hof dat in artikel 12, lid 1, onder a van de Kwalificatierichtlijn niet expliciet wordt verwezen naar de verblijfplaats van de betrokkene, maar dat deze bepaling enkel ziet op de omstandigheid dat hij bescherming of bijstand van de UNRWA geniet. Uit de bewoordingen van die bepaling volgt volgens het EU-Hof dat rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid voor de betrokkene om de bescherming of de bijstand van de UNRWA te genieten in het gehele mandaatgebied van de UNRWA. Het mandaatgebied van de UNRWA omvat vijf sectoren.

Verder oordeelt het EU-Hof dat de vraag of de UNRWA daadwerkelijk niet in staat is om de betrokkene levensomstandigheden te bieden die stroken met de opdracht waarmee deze organisatie is belast en of daardoor de door de UNRWA aan de betrokkene geboden bescherming en bijstand is opgehouden, moet worden beantwoord op basis van een individuele beoordeling van alle relevante gegevens.

In het kader van die individuele beoordeling moet volgens het EU-Hof niet alleen worden gekeken naar de mogelijkheden van de UNRWA om bescherming of bijstand aan een staatloze te verlenen in een bepaalde sector van haar mandaatgebied. Er moet ook worden gekeken naar de concrete mogelijkheid voor die staatlozen om daadwerkelijk toegang te krijgen tot het grondgebied van die sector, of zelfs om terug te keren naar dat grondgebied indien hij het heeft verlaten. De toegang tot de sectoren is bijvoorbeeld afhankelijk van de toestemming van de autoriteiten van de staten en autonome gebieden waarbinnen die sectoren vallen.

Het vrijwillig verlaten van een ‘veilige sector’ als factor bij de individuele beoordeling

Het EU-Hof stelt vast dat de nationale rechter daarnaast wil weten of de bescherming of bijstand van de UNRWA ophoudt wanneer een staatloze Palestijn het mandaatgebied van de UNRWA heeft verlaten vanuit een sector waar hij in een persoonlijke situatie van ernstige onveiligheid verkeerde en waar die organisatie niet in staat was hem haar bescherming of bijstand te verlenen (sector Syri ë ). Het EU-Hof beoordeelt deze vraag vanuit de concrete situatie die zich in deze zaak voordeed, namelijk ten eerste dat de staatloze Palestijn zich vrijwillig naar deze sector heeft begeven vanuit een andere sector waar hij niet in een persoonlijke situatie van ernstige onveiligheid verkeerde (sector Libanon), en ten tweede, hij niet kon verwachten dat hij in de sector waarnaar hij zich begaf (sector Syri ë ) bescherming of bijstand zou ontvangen of dat hij op korte termijn zou kunnen terugkeren naar de sector waar hij vandaan kwam (sector Libanon).

Het EU-Hof oordeelt dat de bescherming of de bijstand van de UNRWA in de vorige alinea genoemde omstandigheden niet is opgehouden, aangezien op basis van een vrijwillig vertrek vanuit de ene sector (Libanon) naar de andere sector (Syri ë ) niet kan worden aangenomen dat een staatloze gedwongen was het gehele werkgebied van de UNRWA te verlaten toen hij uiteindelijk de tweede sector (Syri ë ) verliet om zich naar het grondgebied van de EU te begeven. Het staat echter aan de nationale rechter om dit op basis van een individuele beoordeling van alle relevante aspecten na te gaan.

Meer informatie: