EU-Hof: Alleen houders van belastinginformatie hebben recht op rechtstreeks beroep tegen informatiebevel

Contentverzamelaar

EU-Hof: Alleen houders van belastinginformatie hebben recht op rechtstreeks beroep tegen informatiebevel

(Rechts)personen tegen wie een bevel tot informatieverstrekking is uitgevaardigd in het kader van een belastingonderzoek moeten een rechtstreeks beroep kunnen instellen tegen dat bevel. Dit geldt alleen voor de houder van de informatie tot wie het bevel gericht is en niet voor de belastingplichtige op wie het onderzoek betrekking heeft en eventuele derden, mits er andere rechtsmiddelen openstaan die hen in staat stellen om het bevel op een incidentele wijze aan een effectieve rechterlijke toetsing te kunnen onderwerpen. Dat is het antwoord van het EU-Hof op vragen van een Luxemburgse rechter.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 6 oktober in de gevoegde zaken C-245/19 en C-246/19 , État du Grand-duché de Luxembourg.

Achtergrond

De Spaanse belastingdienst heeft op grond van het Belastingverdrag tussen Luxemburg en Spanje (van 3 juni 1986) en EU-richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen, de Luxemburgse belastingdienst om inlichtingen verzocht over een Spaanse belastingplichtige.

De Luxemburgse belastingdienst beschikte zelf niet over de verzochte informatie en heeft een Luxemburgse vennootschap die wel over die informatie beschikte verzocht (middels het bevel) om kopieën te verstrekken van verschillende documenten die betrekking hebben op de belastingplichtige. Daarnaast heeft de Luxemburgse belastingdienst een Luxemburgse bank verzocht om haar informatie te verstrekken over de rekeningen van de belastingplichtige en over de activa die de bank in het bezit had voor andere vennootschappen die door de belastingplichtige worden gecontroleerd. Zowel de Luxemburgse vennootschap als de Luxemburgse bank zijn in deze zaak de ‘informatiehouders’.

De Luxemburgse procedurele wetgeving ter zake die van toepassing is op de uitwisseling van inlichtingen bepaalt dat een boete van maximaal 250 000 EUR kan worden opgelegd aan een informatiehouder die niet binnen een maand aan een bevel tot informatievertrekking voldoet. Het bevel kan volgens dezelfde wet niet worden aangevochten bij een rechter.

Niettemin hebben de (1) Luxemburgse vennootschap waaraan het eerste bevel is gericht, (2) de Luxemburgse bank waaraan het tweede bevel is gericht, (3) de daarin genoemde vennootschappen en (4) de belastingplichtige de bevelen voor de Luxemburgse rechter aangevochten.

EU-Hof

De verwijzende Luxemburgse rechter vraagt zich af of het bevel van de Luxemburgse belastingdienst tot informatieverstrekking – aangezien daar volgens de Luxemburgse wetgeving geen beroep tegen kan worden ingesteld – inbreuk maakt op het recht op een doeltreffende voorziening in rechte (in de zin van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten ) van de betrokken partijen.

Allereerst merkt het EU-Hof op dat de bescherming van natuurlijke en rechtspersonen tegen een willekeurig of onevenredig optreden van de overheid in hun privésfeer een algemeen beginsel van het EU-recht is. Dat beginsel kan worden ingeroepen door een rechtspersoon tegen wie een bevel tot informatieverstrekking is uitgevaardigd, teneinde dit besluit bij de rechter aan te vechten. Evenwel stelt het EU-Hof vast dat dit recht kan worden beperkt door nationale wetgeving wanneer is voldaan aan de voorwaarden van artikel 52, lid 1, van het Handvest . Belangrijk daarbij is dat de ‘wezenlijke inhoud’ van de beperkte rechten en vrijheden wordt geëerbiedigd, aldus het EU-Hof.

Volgens het EU-Hof is de wezenlijke inhoud van een doeltreffende voorziening in rechte in de zin van artikel 47 van het Handvest dat een houder van dat recht toegang heeft tot een gerecht dat bevoegd is om de door het EU-recht gegarandeerde rechten en vrijheden te waarborgen. Om toegang te krijgen tot een dergelijk gerecht, mag deze persoon bovendien niet verplicht zijn een rechtsregel of verplichting te schenden of om de desbetreffende sanctie voor een dergelijke schending op zich te nemen.

In de voorliggende zaak is dat wel het geval. Een informatiehouder kan in deze zaak een bevel tot informatieverstrekking enkel aanvechten door zich niet te houden aan dat bevel en vervolgens een boete te ontvangen. Tegen deze boete kan deze (rechts)persoon vervolgens beroep instellen en bij wijze van incidenteel beroep de wettigheid van het bevel betwisten. Naar het oordeel van het EU-Hof is een dergelijke nationale regeling in strijd met het recht op een doeltreffende voorziening in rechte. Daarom moeten de informatiehouders de mogelijkheid krijgen rechtstreeks beroep in te stellen tegen het informatiebevel, aldus het EU-Hof. De Luxemburgse wetgeving ter zake is dus in strijd met het EU-recht.  

Ook een belastingplichtige om wiens informatie wordt verzocht heeft in beginsel recht op een doeltreffende voorziening in rechte in de zin van artikel 47 van het Handvest. Het EU-Hof voegt daar echter aan toe dat de wezenlijke inhoud van dat recht in de zin van artikel 52 van het Handvest niet betekent dat de belastingplichtige in alle gevallen toegang moet hebben tot een rechtstreeks rechtsmiddel tegen het bevel tot informatieverstrekking. Dat is niet nodig wanneer er een ander rechtsmiddel open staat bij de nationale rechterlijke instanties die het bevel tot informatieverstrekking op een incidentele wijze aan een effectieve rechterlijke toetsing kunnen onderwerpen. Het is belangrijk dat de betrokken belastingplichtige daarbij niet wordt verplicht het nationale recht te schenden en daarbij het risico te lopen om te worden gestraft.

Wanneer er voor de belastingplichtige geen mogelijkheid bestaat om rechtstreeks beroep in te stellen tegen een bevel tot informatieverstrekking, moet deze volgens het EU-Hof dus het recht hebben om bijvoorbeeld beroep in te stellen tegen het na afloop van het belastingonderzoek genomen besluit tot correctie of aanpassing van de belastingaanslag. In die context moet hij de mogelijkheid hebben om incidenteel beroep in te stellen tegen het bevel tot informatieverstrekking. Het EU-Hof is dus van mening dat een nationale regeling die een belastingplichtige belet om rechtstreeks beroep in te stellen tegen een hem betreffend bevel tot informatieverstrekking aan een andere (rechts)persoon, de wezenlijke inhoud van het recht op een doeltreffende voorziening in rechte in de zin van artikel 47 Handvest niet schaadt. Wel moeten er dan andere rechtsmiddelen openstaan die hem in staat stellen om het bevel op een incidentele wijze aan een effectieve rechterlijke toetsing te kunnen onderwerpen. Volgens het EU-Hof moet dezelfde redenering ook worden toegepast in de situatie van eventuele betrokken derden.

Dit oordeel wijkt af van hetgeen Advocaat-Generaal Kokott eerder heeft geadviseerd. Zij was van mening dat alle betrokkenen in deze zaak een rechtstreekse beroepsmogelijkheid tegen het bevel moesten hebben om het recht op een doeltreffende voorziening in rechte te waarborgen.