EU-Hof: begrip openbaredienstverplichting ziet ook op ingevolge nationale wetgeving verplichte dienstverlening die gratis moet worden verricht zonder overheidscompensatie te ontvangen

Contentverzamelaar

EU-Hof: begrip openbaredienstverplichting ziet ook op ingevolge nationale wetgeving verplichte dienstverlening die gratis moet worden verricht zonder overheidscompensatie te ontvangen

Het begrip openbaredienstverplichting in de PSO-verordening ziet ook op de verplichting in een nationale wet voor ondernemingen die op het grondgebied van de betrokken lidstaat geregeld personenvervoerdiensten aanbieden om bepaalde categorieën passagiers gratis te vervoeren zonder daarvoor een overheidscompensatie te ontvangen. Bevoegde instanties zijn verplicht om aan dergelijke ondernemingen een compensatie te verlenen voor het netto-financiële effect – positief of negatief – op de kosten en opbrengsten voor de naleving van een bij algemene regel vastgestelde verplichting om bepaalde categorieën passagiers gratis te vervoeren. Compensaties voor het netto-financiële effect moeten op een zodanige wijze worden toegekend dat overcompensatie wordt voorkomen. Dat is het antwoord van het EU-Hof op prejudiciële vragen van de Estse rechter.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 8 september 2022 in de zaak C-614/ 20 (Lux Express Estonia).

Achtergrond

Eesti Buss OÜ en Lux Express Estonia zijn particuliere ondernemingen die geregelde commerciële busvervoerdiensten verrichten in Estland. In juni 2019 hebben zij bij de Estse minister van Economische Zaken en Infrastructuur een verzoek tot schadevergoeding ingediend, voor de winstderving die zij in 2018 stelden te hebben geleden wegens de in de Estse Wet op het openbaar vervoer (ÜTS) neergelegde verplichting om in het kader van het verrichten van geregelde commerciële vervoerdiensten op het Estse grondgebied bepaalde categorieën passagiers gratis te vervoeren zonder daarvoor een overheidscompensatie te ontvangen.

In juli 2019 heeft de minister van Economische Zaken en Infrastructuur dit verzoek afgewezen op grond dat de vervoerder ingevolge de ÜTS geen compensatie ontvangt voor het gratis vervoer van passagiers.

In juli 2019 werd Eesti Buss wegens haar fusie met Lux Express Estonia uit het handelsregister geschrapt. In augustus 2019 heeft Lux Express Estonia bij de verwijzende rechter, de Estse bestuursrechter, beroep ingesteld strekkende tot veroordeling van de Republiek Estland tot betaling van een bedrag aan winstderving die zij stelt te hebben geleden als gevolg van de toepassing van de ÜTS in de periode januari 2018 tot en met juli 2019, vermeerderd met vertragingsrente. Lux Express Estonia heeft deze vordering uitgebreid tot de winstderving die zij stelt te hebben geleden in de periode  januari 2016 tot en met januari 2020, vermeerderd met vertragingsrente.

Lux Express Estonia heeft met name aangevoerd dat de betreffende verplichting van de ÜTS een openbaredienstverplichting in de zin van artikel 2, onder e), van verordening nr. 1370/2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg  (hierna: PSO-verordening) is. Uit artikel 1, lid 1, van deze verordening volgt dat de lidstaten de vervoersondernemingen een compensatie moeten toekennen als tegenprestatie voor de kosten van de uitvoering van openbaredienstverplichtingen. Aangezien de ÜTS de betaling van een compensatie voor de uitvoering van een dergelijke verplichting verbiedt, is het volgens Lux Express Estonia onverenigbaar met die verordening.

De verwijzende rechter zet uiteen dat Lux Express Estonia commerciële busvervoersdiensten exploiteert op basis van een trajectvergunning en met de nationale of lokale autoriteiten geen openbaredienstcontract heeft gesloten. De onderneming ontvangt geen vergoeding uit overheidsmiddelen voor de exploitatiekosten van deze diensten.

De verwijzende rechter heeft een aantal vragen over de toepassing van de PSO-Verordening. Hij schorst de behandeling van de zaak en verzoekt het EU-Hof om een beslissing over een aantal prejudiciële vragen.

EU-Hof

Het EU-Hof merkt op dat de verwijzende rechter met zijn eerste vraag in wezen wenst te vernemen of artikel 2, onder e), van de PSO-verordening  zo moet worden uitgelegd dat het begrip „openbaredienstverplichting” in die bepaling ook ziet op de verplichting in de ÜTS voor ondernemingen die op het grondgebied van de betrokken lidstaat geregeld vervoer over de weg, over het water en per spoor aanbieden om bepaalde categorieën passagiers – met name kinderen die nog niet leerplichtig zijn en bepaalde categorieën personen met een handicap – gratis te vervoeren zonder daarvoor een overheidscompensatie te ontvangen. Het EU-Hof beantwoordt die vraag bevestigend.

Ten tweede wenst de verwijzende rechter volgens het EU-Hof in de eerste plaats te vernemen of artikel 4, lid 1, onder b), i), van de PSO-verordening zo moet worden uitgelegd dat de bevoegde instanties mogen uitsluiten dat aan ondernemingen die op het grondgebied van de betrokken lidstaat geregeld openbaar vervoer over de weg en per spoor aanbieden, een compensatie wordt toegekend voor de kosten die voortvloeien uit het uitvoeren van een openbaredienstverplichting. Voor het geval dat deze instanties de toekenning van een dergelijke compensatie kunnen uitsluiten, wenst de verwijzende rechter in de tweede plaats van het EU-Hof te vernemen onder welke voorwaarden zij van die mogelijkheid gebruik kunnen maken.

Het EU-Hof antwoordt op het eerste onderdeel van de tweede vraag dat artikel 3, lid 2, en artikel 4, lid 1, onder b), i), van de PSO-verordening zo  moeten worden uitgelegd dat de bevoegde instanties verplicht zijn om aan ondernemingen die op het grondgebied van de betrokken lidstaat geregeld openbaar vervoer over de weg en per spoor aanbieden, een compensatie te verlenen voor het netto-financiële effect – positief of negatief – op de kosten en opbrengsten voor de naleving van een bij algemene regel vastgestelde verplichting voor die ondernemingen om bepaalde categorieën passagiers, met name kinderen die nog niet leerplichtig zijn en bepaalde categorieën personen met een handicap, gratis te vervoeren.
Gelet op het antwoord op het eerste onderdeel van de tweede vraag, stelt het EU-Hof dat het tweede onderdeel van deze vraag niet hoeft te worden beantwoord.

Het EU-Hof verklaart de derde vraag van de verwijzende rechter niet-ontvankelijk. Ook de vierde vraag hoeft niet te worden beantwoord volgens het EU-Hof.

Met zijn vijfde vraag vraagt de verwijzende rechter het EU-Hof in wezen aan welke voorwaarden het verstrekken van een compensatie voor openbaredienstverlening moet voldoen om te stroken met de staatssteunregels van de Unie. Uit de motivering van de verwijzingsbeslissing blijkt volgens het EU-Hof dat de verwijzende rechter in het bijzonder wenst te vernemen of het door de vervoerder vanwege het naleven van een openbaredienstverplichting mislopen van inkomsten uit de verkoop van vervoerbewijzen een geschikte grondslag vormt om de kosten voor de uitvoering van die verplichting te berekenen die in aanmerking moeten worden genomen om het bedrag van deze compensatie vast te stellen.

Het EU-Hof antwoordt op de vijfde vraag dat artikel 3, lid 2, van de PSO-verordening en punt 2 van de bijlage bij die verordening zo moeten worden uitgelegd dat compensaties voor het netto-financiële effect – positief of negatief – op de kosten en opbrengsten voor de naleving van de in algemene regels vastgestelde tariefverplichtingen waarbij maximumtarieven worden vastgesteld voor bepaalde categorieën passagiers, op grond van de in de artikelen 4 en 6 en in de bijlage opgenomen beginselen op een zodanige wijze moeten worden toegekend dat overcompensatie wordt voorkomen. Een compensatie mag niet hoger zijn dan het netto-financiële effect van de som van de positieve of negatieve effecten van de nakoming van de openbaredienstverplichting op de kosten en ontvangsten van een exploitant van openbare diensten, welke effecten worden beoordeeld door de situatie waarin de openbaredienstverplichting wordt vervuld te vergelijken met de situatie die zich zou hebben voorgedaan wanneer die verplichting niet zou zijn vervuld.

Meer informatie:
ECER-dossier: Vervoer