EU-Hof: bij de overgang van een onderneming in het kader van een pre-pack is de overnemende partij niet gebonden aan bestaande werknemersrechten

Contentverzamelaar

EU-Hof: bij de overgang van een onderneming in het kader van een pre-pack is de overnemende partij niet gebonden aan bestaande werknemersrechten

Een aan het faillissement voorafgaande pre-packprocedure heeft tot doel om de overgang van (een deel van) de activa van een onderneming voor te bereiden en een snelle doorstart van de levensvatbare onderdelen te faciliteren. In het kader van een pre-pack kan aan de verkrijger van activa een uitzondering worden verleend met betrekking tot het behoud van werknemersrechten bij overgang van een onderneming. De pre-packprocedure moet wel zijn vastgelegd in wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen. Dat is het antwoord van het EU-Hof op vragen van de Hoge Raad.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 28 april 2022 in de zaak C-237/20, FNV .

Achtergrond

Het Heiploeg-concern (hierna: Heiploeg-oud) heeft in 2011 en 2012 aanzienlijke financiële verliezen geleden en ontving daarnaast in 2013 een geldboete voor deelname aan een kartel. Aangezien geen enkele bank bereid was om de geldboete te financieren, werd een pre-pack procedure ingeleid.

De pre-pack is in Nederland een uit de rechtspraak voortvloeiende praktijk die tot doel heeft om tijdens de faillissementsprocedure een liquidatie van de draaiende onderneming (going concern) te vergemakkelijken waarbij de schuldeisers zoveel mogelijk worden vergoed en de werkgelegenheid zo veel mogelijk wordt behouden. De verkoop van (een deel van) de onderneming wordt in het kader van de pre-pack voorbereid door een beoogd curator, waarvan de taak wordt bepaald door de bevoegde rechtbank die hem aanwijst en door de instructies van deze rechtbank of van de daartoe door die rechtbank aangewezen beoogd rechter commissaris, die toezicht houdt op de beoogd curator. In geval van een latere faillissementsprocedure controleert deze rechtbank of die personen alle aan hun verstrekte instructies hebben opgevolgd. Indien dit niet het geval is, benoemt hij bij de faillietverklaring andere personen tot curator en rechter-commissaris.

In dat kader heeft de bevoegde rechtbank in januari 2014, op verzoek van Heiploeg-oud, twee beoogd curatoren en een beoogd rechter-commissaris aangewezen. Heiploeg-oud werd nog diezelfde maand failliet verklaard, waarbij dezelfde personen werden benoemd tot curator respectievelijk rechter-commissaris

Twee Nederlandse vennootschappen (hierna: Heiploeg-nieuw), die op 21 januari 2014 zijn ingeschreven in het handelsregister, hebben het merendeel van de bedrijfsactiviteiten van Heiploeg-oud overgenomen op grond van een overeenkomst tot overgang van de activa. Overeenkomstig deze overeenkomst heeft Heiploeg-nieuw de arbeidsovereenkomsten van ongeveer twee derde van de werknemers van Heiploeg-oud overgenomen om hen dezelfde arbeid te laten verrichten, maar tegen minder gunstige arbeidsvoorwaarden.

De Federatie Nederlandse Vakbeweging (hierna: FNV) heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak waarbij Heiploeg-oud failliet is verklaard. Dit hoger beroep is verworpen omdat het faillissement van Heiploeg-oud onvermijdelijk was geworden, waardoor in dit geval kon worden afgeweken van de regel dat werknemers bij de overgang van een onderneming hun rechten behouden. Heiploeg-nieuw was dus niet gebonden aan de arbeidsvoorwaarden die vóór de overgang van toepassing waren.

De in de vorige alinea bedoelde afwijkingsmogelijkheid is neergelegd in artikel 5, lid 1 van richtlijn 2001/23 . Een afwijking is slechts toegestaan indien voldaan is aan drie voorwaarden: (1) de vervreemder moet verwikkeld zijn in een faillissementsprocedure of een soortgelijke procedure, (2) deze procedure moet zijn ingeleid met het oog op de liquidatie van zijn vermogen en (3) die procedure moet onder toezicht staan van een bevoegde overheidsinstantie (of een door een overheidsinstantie gemachtigde curator).

FNV heeft beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden, omdat zij van mening was dat deze afwijking niet kon worden toegepast in het geval van een pre-packprocedure en dat de overgenomen personeelsleden dus hun arbeidsvoorwaarden moesten behouden. De Hoge Raad heeft het EU-Hof prejudiciële vragen gesteld over twee voorwaarden die in artikel 5, lid 1 van richtlijn 2001/23 zijn opgesomd.  

EU-Hof

De liquidatie van het vermogen

Het EU-Hof gaat in de eerste plaats in op de voorwaarde dat de faillissementsprocedure of soortgelijke procedure is ingeleid met het oog op de liquidatie van het vermogen van de vervreemder. Het EU-Hof stelt vast dat ten tijde van de indiening van de betrokken pre-packprocedure de insolventie van de vervreemder onafwendbaar was, dat zowel de faillissementsprocedure als de voorafgaande pre-packprocedure de liquidatie van het vermogen van de vervreemder beoogden, en dat het faillissement inmiddels ook is uitgesproken.

Daarnaast was het primaire doel van beide procedures, die tot de liquidatie hebben geleid, om de hoogst mogelijke opbrengt voor de gezamenlijke schuldeisers te behalen en de werkgelegenheid zoveel mogelijk te behouden. In die omstandigheden voldoen de pre-pack procedure en de faillissementsprocedure samen aan de voorwaarde dat de faillissementsprocedure of soortgelijke procedure is ingeleid met het oog op de liquidatie van het vermogen van de vervreemder.

Het EU-Hof oordeelt dat de pre-packprocedure wel in wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen moet worden vastgelegd.  

Toezicht door een bevoegde overheidsinstantie

Het EU-Hof gaat vervolgens in op de voorwaarde dat de faillissementsprocedure of een soortgelijke procedure onder toezicht moet staan van een bevoegde overheidsinstantie. Volgens het EU-Hof wordt de pre-packprocedure uitgevoerd onder een dergelijk toezicht. De beoogd curator en de beoogd rechter-commissaris worden namelijk voor de pre-packprocedure benoemd door de bevoegde rechtbank, die hun taken omschrijft en, bij de latere inleiding van de faillissementsprocedure, toezicht uitoefent op de uitvoering van die taken en in die context besluit al dan niet diezelfde personen tot curator en rechter-commissaris te benoemen.

Verder vindt de in de pre-packprocedure voorbereide overgang pas plaats na de inleiding van de faillissementsprocedure en kunnen de curator en de rechter-commissaris weigeren die overgang uit te voeren indien zij van mening zijn dat deze in strijd is met het belang van de schuldeisers van de vervreemder. Bovendien moet de beoogd curator niet alleen in het faillissementsverslag verantwoording afleggen over zijn beheer van de voorbereidende fase, maar kan hij ook onder dezelfde voorwaarden als de curator van het faillissement aansprakelijk worden gesteld.

Meer informatie:

  • ECER-dossier – Arbeidsrecht - Overgang van de onderneming
  • ECER-bericht – EU-Hof moet zich opnieuw buigen over Nederlandse pre-pack en EU-bescherming van werknemers (5 juni 2020)
  • ECER-bericht – Pre-pack moet voldoen aan EU-bescherming voor werknemers (13 juli 2017)