EU-Hof: uitsluiting van onderdanen van andere lidstaten van Duitse amateurkampioenschappen atletiek mogelijk in strijd met het EU-recht

Contentverzamelaar

EU-Hof: uitsluiting van onderdanen van andere lidstaten van Duitse amateurkampioenschappen atletiek mogelijk in strijd met het EU-recht

Het reglement van de Duitse sportbond, op grond waarvan een Unieburger die onderdaan is van een andere lidstaat, en al vele jaren in Duitsland woont, niet op dezelfde manier deel kan nemen aan nationale kampioenschappen als Duitsers is mogelijk in strijd met het EU-recht. Dit heeft het EU-Hof geantwoord op vragen van een Duitse rechter.

Het gaat om het arrest van 13 juni 2019 van het EU-Hof in zaak C-22/18 TopFit en Biffi.

Meneer Biffi is een Italiaans staatsburger die sinds 2003 in Duitsland woont. Hij doet als amateur aan hardlopen, en is lid van TopFit, een sportvereniging uit Berlijn die is aangesloten bij de Duitse atletiekbond. Sinds 2012 heeft Biffi in Duitsland deelgenomen aan de nationale kampioenschappen.Deelname aan de Duitse amateurkampioenschappen atletiek in de seniorencategorie was voorheen mogelijk voor onderdanen van andere lidstaten mits zij via een Duitse vereniging sinds langer dan een jaar over een wedstrijdlicentie beschikken. In 2016 heeft de Duitse atletiekbond het reglement aangepast, waardoor alleen nog Duitse staatsburgers mee mogen doen voor de prijzen. Het argument voor deze wijziging is dat alleen een atleet met Duitse nationaliteit Duitsland bij internationale toernooien kan vertegenwoordigen. Meneer Biffi mag wel meedoen, maar slechts “buiten klassement” of “zonder klassering”, zonder toegang te hebben tot de finales en zonder kans te maken op de titel van nationaal kampioen.  De verwijzende rechter vraagt zich af of een dergelijk nationaliteitsvereiste een ontoelaatbare discriminatie vormt, die in strijd is met de Verdragsregels.

Het EU-Hof oordeelt dat er sprake is van een beperking van de vrijheid van verkeer van Biffi, aangezien het voor EU-burgers minder aantrekkelijk kan zijn om amateursport te beoefenen. Deze regel is dan in strijd is met het EU-recht, tenzij de regel gerechtvaardigd kan worden door een rechtmatig nagestreefd doel, evenredig is, en gebaseerd is op objectieve overwegingen.

Het EU-Hof stelt voorop dat beperkingen op het gebied van sport niet per se een schending van het EU-recht inhouden, wanneer deze beperking is ingesteld vanwege het specifieke karakter en kader van bepaalde sportevenementen, zoals wedstrijden tussen nationale ploegen van verschillende landen. Zo’n beperking moet echter beperkt blijven tot het daadwerkelijke doel. Het EU-Hof is van mening dat het een legitiem doel kan zijn om de titel van nationaal kampioen in een bepaald sportdiscipline alleen toe te kennen aan een eigen onderdaan. De verwezenlijking van dit doel moet echter wel in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel.

Het argument van de Duitse atletiekbond dat het publiek verwacht dat de nationaal kampioen van een land de nationaliteit van dat land bezit, kan de uitsluiting van buitenlanders niet rechtvaardigen. Daarnaast vindt het EU-Hof dat de rechtvaardigingsgronden die de Duitse bond aandraagt niet gebaseerd zijn op objectieve overwegingen. Het is de taak van de Duitse rechter die de vragen gesteld heeft om na te gaan of er andere gronden bestaan die de niet-toelating van buitenlanders tot nationale kampioenschappen kan rechtvaardigen.

Ondanks dat het aan de organisatoren van kampioenschappen of sportbonden is om regels vast te stellen voor het goede verloop van wedstrijden, is het hierbij wel belangrijk dat de regels niet verder gaan dan nodig is om die doelstelling te bereiken. Daarbij is ook relevant dat de uitsluiting in Duitsland jarenlang niet heeft bestaan. Daarnaast moet bij de proportionaliteitstoets gelet worden op de doelstelling van het EU-recht in dit geval, namelijk het bevorderen van de openheid van sportcompetities, met het belang om langdurig ingezetenen zoals meneer Biffi te integreren in de gastlidstaat, in dit geval Duitsland.

Tot slot zegt het EU-Hof dat een stelsel van voorafgaande toestemming altijd gebaseerd moet zijn op objectieve criteria, die niet discriminerend en vooraf bekend zijn, en waarbij willekeur moet worden voorkomen. Daarnaast lijkt het volledig niet-toelaten tot een nationaal kampioenschap op grond van zijn nationaliteit in ieder geval onevenredig te zijn.

Zie ook het Persbericht van het EU-Hof