EU-Hof: Geen beperkingen vergaderingen Europees Parlement in Straatsburg

Contentverzamelaar

EU-Hof: Geen beperkingen vergaderingen Europees Parlement in Straatsburg

Het besluit van het Europees Partement om twee losse maandelijkse vergaderingen in Straatsburg aaneensluitend te houden om het verhuiscircus te beperken, kan niet door de beugel. Er moeten twaalf afzonderlijke vergaderingen worden gehouden. Daarom heeft het EU-Hof op verzoek van Frankrijk de besluiten van het Europees Parlement betreffende het rooster van zijn parlementaire zittingsperiodes voor 2012 en 2013 nietig verklaard.

De periodes van voltallige zittingen die in de besluiten voor oktober 2012 en 2013 waren voorzien, voldoen niet aan de eisen die voortvloeien uit de Verdragen over de zetel van de instellingen.

Het EU-Hof herinnert onder meer aan zijn rechtspraak over de uitlegging van het besluit van Edinburgh. Het besluit van Edinburgh is aangenomen ter vaststelling van de zetels van de instellingen en van bepaalde organisaties en diensten van de Europese Gemeenschappen. Het Hof wijst hierbij op  het arrest Frankrijk/Parlement (C-345/95) waarbij de samenhang tussen de bevoegdheid van de lidstaten om de zetel van het parlement in Straatsburg te bepalen en de interne organisatiebevoegdheid van het Parlement reeds is gepreciseerd.

Daarnaast geeft het Hof aan dat er sprake is van een objectief aanzienlijke vermindering van de tijd die het Parlement in oktober 2012 en 2013 aan zijn debatten of zijn beraadslagingen kan wijden. Het Hof preciseert in de tweede plaats dat daadwerkelijk met een zekere regelmaat twaalf periodes van gewone voltallige zittingen in Straatsburg moeten worden gehouden om periodes van bijkomende voltallige zittingen te kunnen bepalen. In de derde plaats merkt het Hof op dat het Parlement geen aan de uitoefening van zijn interne organisatiebevoegdheid ontleende redenen heeft aangevoerd die een rechtvaardiging kunnen opleveren. Ten slotte merkt het Hof op dat het noch aan het Parlement noch aan het Hof is om een einde te maken aan eventuele hinderlijke gevolgen van de verschillende plaatsen waar de arbeid wordt verricht.

Derhalve moeten de besluiten van 9 maart 2011 nietig worden verklaard voor zover daarbij voor 2012 en 2013 niet twaalf periodes van maandelijkse voltallige zittingen in Straatsburg worden bepaald.

 

 

Zie hier het arrest van 13 december 2012.