EU-Hof: geen erkenning van detacheringsverklaringen bij sociale zekerheidsfraude

Contentverzamelaar

EU-Hof: geen erkenning van detacheringsverklaringen bij sociale zekerheidsfraude

Nationale rechters kunnen in geval van fraude de detacheringsverklaring van binnen de EU gedetacheerde werknemers buiten toepassing laten. Dit op voorwaarde dat de instantie die de verklaring heeft afgegeven op de hoogte is gebracht van de fraude en niet binnen een redelijke termijn die verklaring heeft ingetrokken. Dat antwoordt het EU-Hof op vragen van een Belgische rechter.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 6 februari 2018 in de zaak C-359/16.

In het kader van een onderzoek naar de tewerkstelling van werknemers van een Belgische onderneming in de bouwsector hebben de Belgische sociale inspectiediensten vastgesteld dat deze onderneming nauwelijks personeel in dienst had. Al haar werkzaamheden werden uitbesteed aan Bulgaarse ondernemingen die werknemers naar België detacheerden. De tewerkstelling van de betrokken werknemers was niet aangegeven bij de Belgische instantie voor de inning van socialezekerheidspremies. Deze werknemers waren in het bezit waren van zgn. E 101- of A 1-verklaringen die waren afgegeven door een Bulgaarse instantie. Daarin werd verklaard dat deze werknemers waren aangesloten bij het Bulgaarse socialezekerheidsstelsel. De E 101-verklaring betreft een standaardformulier dat de bij de Europese Commissie ingestelde Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers heeft opgesteld. Sinds 1 mei 2010 is de E 101-verklaring vervangen door de A 1-verklaring.

Uit een gerechtelijk onderzoek van een Belgische onderzoeksrechter in Bulgarije is gebleken dat deze Bulgaarse bedrijven daar geen activiteiten van betekenis uitoefenden. De Belgische autoriteiten hebben daarom de Bulgaarse instantie gemotiveerd verzocht de betrokken verklaringen te heroverwegen of in te trekken. Als antwoord heeft dit orgaan een overzicht van de verklaringen gestuurd zonder rekening te houden met de door de Belgische autoriteiten vastgestelde en aangetoonde feiten. Vervolgens hebben de Belgische autoriteiten vervolging ingesteld tegen de leidinggevenden van de Belgische onderneming. Bij arrest van 10 september 2015 heeft het hof van beroep Antwerpen (België) de betrokkenen veroordeeld.

Het hof van beroep Antwerpen heeft vastgesteld dat aan alle betrokken gedetacheerde werknemers verklaringen waren verstrekt. Maar het heeft geoordeeld dat het hierdoor niet gebonden was, omdat deze verklaringen op frauduleuze wijze waren verkregen. Het Hof van Cassatie (België), dat in het hoofdgeding uitspraak moet doen, heeft besloten een prejudiciële vraag aan het EU-Hof van Justitie te stellen. Het wil weten of de rechterlijke instanties van de ontvangende lidstaat een E 101-verklaring nietig kunnen verklaren of buiten beschouwing kunnen laten indien zij uit de aan hun oordeel onderworpen feiten kunnen afleiden dat deze verklaring op frauduleuze wijze werd verkregen of ingeroepen.

In zijn arrest herinnert het EU-Hof aan zijn rechtspraak waarin is geoordeeld dat het orgaan van afgifte op grond van het beginsel van loyale samenwerking verplicht is de relevante feiten naar behoren te beoordelen en de juistheid van de gegevens in de verklaring te garanderen. Dit beginsel gaat noodzakelijkerwijs gepaard met het beginsel van wederzijds vertrouwen: de verklaring schept een vermoeden van regelmatigheid en is dus in beginsel bindend voor het bevoegde orgaan van de ontvangende lidstaat. Zolang de verklaring niet is ingetrokken of ongeldig is verklaard, dient het bevoegde orgaan van de ontvangende lidstaat er dus rekening mee te houden dat de werknemer is aangesloten bij de socialezekerheidsregeling van de lidstaat waar de tewerkstellende onderneming is gevestigd, en kan dit orgaan de betrokken werknemer dan ook niet aan zijn eigen socialezekerheidsregeling onderwerpen.

Uit het beginsel van loyale samenwerking volgt echter ook dat elk orgaan van een lidstaat de toepassing van zijn eigen socialezekerheidsregeling zorgvuldig dient na te gaan. Daarom moet het bevoegde orgaan van de lidstaat die de verklaring heeft afgegeven, de juistheid van die afgifte opnieuw onderzoeken. Hij moet deze verklaring zo nodig intrekken wanneer het bevoegde orgaan van de lidstaat van ontvangst twijfels uit over de juistheid van de feiten die aan die verklaring ten grondslag liggen. Het Hof herinnert er in dit verband aan dat de procedure voor de beslechting van eventuele geschillen tussen de organen van de betrokken lidstaten over de geldigheid of juistheid van een verklaring moet worden nageleefd (in het bijzonder moet de Administratieve Commissie worden ingeschakeld).

Deze procedure mag er echter niet toe leiden dat burgers en ondernemingen zich door middel van fraude of misbruik kunnen beroepen op het EU-recht. Dit vormt een algemeen beginsel van Unierecht. Indien het orgaan dat de verklaring heeft afgegeven, niet binnen een redelijke termijn een nieuw onderzoek instelt, moet deze fraude in het kader van een gerechtelijke procedure kunnen worden ingeroepen en moet op basis hiervan kunnen worden gevorderd dat de rechter van de ontvangende lidstaat de verklaringen buiten beschouwing laat.

Het EU-Hof benadrukt echter dat in een dergelijke procedure de waarborgen verbonden aan het recht op een eerlijk proces moeten worden geëerbiedigd. Daarom moeten de personen die ervan worden verdacht onder de dekmantel van frauduleus verkregen verklaringen een beroep te hebben gedaan op gedetacheerde werknemers, over de mogelijkheid beschikken om deze beschuldigingen te weerleggen.

In deze zaak heeft het Belgische orgaan het Bulgaarse orgaan verzocht de verklaringen te heroverwegen en in te trekken op basis van de in het kader van een gerechtelijk onderzoek verkregen gegevens waaruit kon worden afgeleid dat deze verklaringen frauduleus waren verkregen of ingeroepen. Desondanks heeft het Bulgaarse orgaan nagelaten deze gegevens in aanmerking te nemen. Daarom kan de nationale rechter deze verklaringen in deze zaak volgens het EU-Hof buiten beschouwing laten. De nationale rechter dient ook te bepalen of de personen die ervan worden verdacht onder de dekmantel van frauduleus verkregen verklaringen een beroep te hebben gedaan op gedetacheerde werknemers, aansprakelijk kunnen worden gesteld op grond van het toepasselijke nationale recht.  

Meer info: