EU-Hof: Lidstaat kan ook bij diefstal boete opleggen aan vergunninghouder douane-entrepot
Nieuwsbericht | 09-03-2020
Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 4 maart 2020 in de zaak C-655/18 Schenker.
Schenker is beheerder van een douane-entrepot in Bulgarije. Het bedrijf had Fortis Trade OOD gemachtigd om het vervoer te verzorgen. Eén van de containers werd onderweg gestolen. Bij een inspectie stelde de Bulgaarse douane vast dat niet alle onder de regeling douane-entrepots geplaatste goederen zich in het douane-entrepot bevonden. De douane stelde dat Schenker goederen had onttrokken aan het douane-toezicht. Schenker ontving een geldboete en werd tevens verzocht de waarde van de ontbrekende goederen te betalen.
In deze zaak is Verordening 952/2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie van belang. Artikel 42 van de Verordening bepaalt dat lidstaten sancties moeten instellen voor de niet-naleving van de douanewetgeving. Deze sancties moeten effectief, proportioneel en afschrikkend zijn. Onder andere een geldboete kan worden opgelegd. Artikel 242 lid 1, sub a van de Verordening bevat een verplichting die vergunningshouders van douane-entrepots moeten naleven: goederen onder de regeling douane-entrepot mogen niet worden onttrokken aan het douane-toezicht.
De rechter in eerste aanleg vernietigde de beschikking. Eén van de overwegingen was dat Schenker volgens de rechter een beroep kon doen op overmacht. De rechter in hoger beroep besloot vragen te stellen aan het EU-Hof. Ten eerste wil de rechter weten of er in geval van diefstal ook sprake is van onttrekking van goederen die het opleggen van een geldboete rechtvaardigt. Daarnaast wil de rechter antwoord op de vraag of het combineren van een geldboete met het terugbetalen van de waarde van de onttrokken goederen evenredig is.
EU-Hof
Met betrekking tot de eerste vraag overweegt het EU-Hof dat het begrip “onttrekking aan het douanetoezicht” ziet op elk handelen of nalaten dat ertoe leidt dat douaneautoriteiten de toegang wordt belet tot goederen die onder douane-toezicht staan. Er is met name sprake van onttrekking wanneer de douane een fysieke afwezigheid van goederen vaststelt. Het EU-Hof bepaalt dat deze fysieke afwezigheid objectief moet worden vastgesteld. De verantwoordelijkheid van de vergunninghouder douane-entrepots om geen goederen te onttrekken wordt dus objectief vastgesteld en is onafhankelijk van het gedrag van de houder zelf en derden. De diefstal kan worden verweten aan derden en speelt zodoende geen rol bij de vraag of de vergunninghouder zijn verplichtingen heeft geschonden. In dit geval kan de vergunninghouder een boete worden opgelegd.
In relatie tot de vraag of het cumuleren van sancties evenredig is, overweegt het EU-Hof ten eerste dat er geen sprake is van harmonisatie van sancties op EU-niveau. De lidstaten zijn vrij om die sancties te kiezen die zij passend achten. Deze vrijheid moet echter worden uitgeoefend met eerbiediging van het Unierecht, met name het evenredigheidsbeginsel. Volgens het EU-Hof gaat het terugbetalen van de waarde van de onttrokken goederen verder dan noodzakelijk is om te voorkomen dat onder de regeling douane-entrepot geplaatste goederen aan het douane-toezicht worden onttrokken. Het cumuleren van een geldboete en het terugbetalen van de waarde van de onttrokken goederen is om die reden niet toegestaan, aldus het EU-Hof.