EU-Hof: Lidstaten moeten BTW-vrijstellingsregeling toepassen ondanks eerder gekozen belastingheffingsregeling
Nieuwsbericht | 09-03-2020
Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 5 maart 2020 in de zaak C-211/18 Idealmed III.
Idealmed is een Portugese vennootschap die met winstoogmerk een aantal zorginstellingen en ziekenhuizen beheert en exploiteert. Van belang is dat Idealmed een groot deel van zijn werkzaamheden is gaan verrichten in het kader van overeenkomsten die met overheden zijn gesloten. Daardoor zijn de voorwaarden gewijzigd waaronder Idealmed haar activiteiten verricht. Het Portugese btw-wetboek maakt het mogelijk dat vennootschappen die onder een btw-vrijstelling vallen alsnog kunnen kiezen voor de toepassing van de btw op hun handelingen. Idealmed heeft een verklaring ingediend waarin zij te kennen heeft gegeven geen gebruik te willen maken van de vrijstelling en te kiezen voor de toepassing van de normale btw-regeling. In beginsel blijft de gekozen belastingheffingsregeling vijf jaar van toepassing. Desondanks heeft Idealmed toch de btw afgetrokken.
In deze zaak staat richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (hierna: BTW-richtlijn) centraal. Artikel 132 lid 1 sub b van de BTW-richtlijn bepaalt dat particuliere ziekenhuizen voor bepaalde handelingen kunnen worden vrijgesteld van de btw. Voorwaarde hiervoor is dat zij hun diensten verrichten onder sociale voorwaarden die vergelijkbaar zijn met die welke gelden voor publiekrechtelijke lichamen. Artikel 377 van de BTW-richtlijn bepaalt dat Portugal bepaalde handelingen mag vrijstellen van de btw. Onder de reikwijdte van dit artikel vallen handelingen van ziekenhuizen die niet onder artikel 132 lid 1 sub b van de richtlijn vallen. Artikel 391 van de BTW-richtlijn bepaalt dat belastingplichtigen in zo’n geval de vrijstelling mogen weigeren en een belastingheffingsregeling mogen kiezen.
De belastingdienst heeft Idealmed verplicht om de ten onrechte afgetrokken btw terug te betalen. Idealmed heeft de belastingrechter verzocht een beslissing te geven over de rechtmatigheid van dit besluit. De verwijzende rechter wil weten wanneer een particulier ziekenhuis diensten verricht onder voorwaarden die vergelijkbaar zijn met die welke gelden voor publiekrechtelijke lichamen. Doordat Idealmed voornamelijk via overeenkomsten met de overheid werkt is zij vermoedelijk onder dezelfde voorwaarden gaan werken als publieke ziekenhuizen. Tevens wil de rechter antwoord op de vraag of hij een vrijstellingsregeling (artikel 132 lid 1 sub b) mag opleggen wanneer hierdoor niet langer een beroep kan worden gedaan op een eerder gekozen belastingheffingsregeling (artikel 377 en 391).
EU-Hof
Met betrekking tot de eerste vraag geeft het EU-Hof een verduidelijking van het begrip ‘vergelijkbare sociale voorwaarden’ in de zin van artikel 132 lid 1 sub b van de richtlijn. Ten eerste oordeelt het EU-Hof dat het doel van deze bepaling is om bepaalde activiteiten van algemeen belang vrij te stellen van de btw. Deze activiteiten moeten toegankelijk blijven en niet al te hoge kosten met zich meebrengen. De prijs van de verrichte handeling moet dus niet te hoog zijn. Particuliere ziekenhuizen moeten prijzen rekenen die bijdragen aan deze doelstelling. Het nastreven van een algemeen belang vormt een aanwijzing dat onder vergelijkbare sociale voorwaarden wordt gewerkt. Ten tweede kan het gegeven dat de diensten worden verricht in het kader van een met de overheid gesloten overeenkomst in aanmerking worden genomen. In zo’n overeenkomst zijn vaak prijzen vastgesteld die bijdragen aan eerdergenoemde doelstelling. Ten derde is van belang in welke mate de kosten worden vergoed door sociale-zekerheidsinstellingen.
In relatie tot de tweede vraag brengt het EU-Hof in herinnering dat artikel 377 van de richtlijn slechts van toepassing is wanneer het om handelingen gaat die niet onder artikel 132 lid 1 sub b van de richtlijn vallen. Als Idealmed inderdaad onder de werking van artikel 132 lid 1 sub b van de richtlijn valt zijn de lidstaten verplicht om de vrijstelling uit dit artikel toe te passen. Artikel 377 van de richtlijn kan dan niet langer worden toegepast. De lidstaten kunnen zich niet op artikel 377 en 391 van de richtlijn beroepen indien dit ertoe zou leiden dat handelingen niet op grond van artikel 132 lid 1 sub b van de richtlijn worden vrijgesteld. Het gegeven dat een belastingheffingsregeling in beginsel vijf jaar van toepassing blijft leidt niet tot een andere conclusie. Het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel verzetten zich niet tegen het vroegtijdig beëindigen van de gekozen belastingheffingsregeling.