EU-Hof oordeelt over de toegang tot documenten van de ECB en het grondrecht op een doeltreffende voorziening in rechte

Contentverzamelaar

EU-Hof oordeelt over de toegang tot documenten van de ECB en het grondrecht op een doeltreffende voorziening in rechte

De Europese Centrale Bank (ECB) is in het kader van een verzoek om toegang tot ECB-documenten niet verplicht om toegang te verlenen tot documenten die de verzoeker beweert nodig te hebben ter voorbereiding van een beroep tot nietigverklaring tegen een besluit van een andere EU-instelling. Het belang van die verzoeker bij openbaarmaking kan, zelfs niet in samenhang met het grondrecht op een doeltreffende voorziening in rechte, een rechtvaardiging vormen voor de openbaarmaking van die documenten. Dat is het antwoord van het EU-Hof naar aanleiding van een hogere voorziening tegen een arrest van het EU-Gerecht.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 27 april 2023 in de zaak C-782/21 P, Aeris Invest v ECB.

Achtergrond

Op 6 juni 2017 heeft de Europese Centrale Bank (ECB) een beoordeling uitgevoerd van de bewezen of voorzienbare wanbetalingssituatie van de Spaanse bank Banco Popular (hierna: de FOLTF-beoordeling). De ECB concludeerde dat de wanbetaling van Banco Popular werd geacht vast te staan of in ieder geval in de nabije toekomst werd voorzien.  

Op 7 juni 2017 heeft de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (GAR) een besluit betreffende een afwikkelingsregeling voor Banco Popular vastgesteld. Dat besluit is bij Besluit 2017/1246 goedgekeurd door de Europese Commissie en is door de nationale afwikkelingsautoriteit uitgevoerd. De afwikkelingsregeling voorzag in de overdracht van aandelen in Banco Popular aan Banco Santander SA tegen betaling van een koopprijs van 1 euro. Aeris Invest Sàrl (hierna: verzoekster) hield voor de vaststelling van de afwikkelingsregeling aandelen in Banco Popular.

Verzoekster heeft verzoeken om toegang tot documenten bij de ECB ingediend, overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Besluit 2004/258. In antwoord op deze verzoeken heeft de ECB beschikkingen gegeven waarbij één van de verzoeken gedeeltelijk werd ingewilligd en de overige werden afgewezen. Na deze beslissingen heeft verzoekster bij de ECB een confirmatief verzoek ingediend om toegang te krijgen tot een aantal documenten, waaronder de FOLTF-beoordeling. De ECB heeft bij besluiten van 7 november 2017 (hierna: de bestreden besluiten), op grond van een aantal in besluit 2004/258 voorziene uitzonderingen, de toegang tot de gevraagde documenten geweigerd.

De verzoekster heeft bij het EU-Gerecht beroep tot nietigverklaring ingesteld tegen de bestreden besluiten (T-827/17). Nadat het EU-Gerecht arrest had gewezen stelde verzoekster een hogere voorziening in bij het EU-Hof. Bij het EU-Hof voert verzoekster in wezen aan dat de weigering van de ECB om toegang te verlenen tot de gevraagde documenten een schending oplevert van het grondrecht op een doeltreffende voorziening in rechte (artikel 47 EU-Handvest).

EU-Hof

Het EU-Hof oordeelt dat Besluit 2004/258 tot doel heeft om het publiek in het algemeen een recht van toegang tot ECB-documenten te verlenen. Dat besluit heeft niet tot doel om regels vast te stellen ter bescherming van het belang dat een bepaalde persoon zou kunnen hebben bij toegang tot één van deze documenten (particulier belang). Bij de beslissing op een verzoek om toegang tot ECB-documenten is de ECB derhalve niet verplicht rekening te houden met het feit dat de verzoeker die documenten nodig kan hebben ter voorbereiding van een gerechtelijke procedure, met name een beroep tot nietigverklaring. Bijvoorbeeld – zoals in deze zaak – een beroep tot nietigverklaring tegen het Commissiebesluit betreffende de afwikkelingsregeling.

Zelfs indien verzoekster recht heeft op toegang tot ECB-documenten die zij nodig heeft voor een goede voorbereiding van een gerechtelijke procedure, dan kan een dergelijk recht in die omstandigheden niet specifiek worden uitgeoefend door een beroep te doen op de bij besluit 2004/258 ingevoerde mechanismen. Een eventuele schending van een dergelijk recht kan volgens het EU-Hof daarom niet voortvloeien uit een krachtens besluit 2004/258 genomen besluit tot weigering van de toegang.

Het EU-Hof oordeelt vervolgens dat de weigering van de ECB om toegang te verlenen tot documenten dwingend is wanneer de openbaarmaking van een document aan het publiek de door artikel 4, lid 1, van besluit 2004/258 beschermde belangen kan schaden. In een dergelijk geval hoeven de vereisten inzake de bescherming van die belangen niet te worden afgewogen tegen de vereisten die voortvloeien uit andere belangen (bijvoorbeeld het particuliere belang van verzoekster). Het feit dat de gevraagde documenten verzoekster in staat zou stellen om haar gerechtelijke procedure beter voor te bereiden, vormt een particulier belang en kan, zelfs niet in samenhang met het grondrecht op een doeltreffende voorziening in rechte, een rechtvaardiging vormen voor de openbaarmaking van die documenten. 

De Europese Centrale Bank (ECB) is volgens het EU-Hof in het kader van een verzoek om toegang tot ECB-documenten zodoende niet verplicht om toegang te verlenen tot documenten die de verzoeker beweert nodig te hebben ter voorbereiding van een beroep tot nietigverklaring tegen een besluit van een andere EU-instelling

Meer informatie: