EU-Hof oordeelt over de verhouding tussen de verschillende beroepsmogelijkheden uit de AVG

Contentverzamelaar

EU-Hof oordeelt over de verhouding tussen de verschillende beroepsmogelijkheden uit de AVG

De verschillende door de AVG geboden beroepsmogelijkheden mogen naast elkaar en onafhankelijk van elkaar worden benut door een betrokkene die van mening is dat zijn rechten uit hoofde van de AVG zijn geschonden. Het staat aan de lidstaten om nader te regelen hoe die beroepsmogelijkheden zich tot elkaar verhouden. De concrete regels voor het benutten van de verschillende beroepsmogelijkheden mogen het recht op een doeltreffende voorziening in rechte niet onevenredig aantasten. Dat is het antwoord van het EU-Hof op vragen van een Hongaarse rechter.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 12 januari 2023 in de zaak C-132/21, Nemzeti Adatvédelmi és Információszabadság Hatóság.

Achtergrond

Artikel 77, lid 1 van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) bepaalt dat iedere betrokkene het recht heeft om een klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit, indien hij van mening is dat de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens inbreuk maakt op de AVG. Vervolgens bepaalt artikel 78, lid 1 van de AVG dat eenieder het recht heeft om een doeltreffende voorziening in rechte in te stellen tegen een hem betreffend juridisch bindend besluit van een toezichthoudende autoriteit. Ten slotte garandeert artikel 79, lid 1 van de AVG dat elke betrokkene het recht heeft op een doeltreffende voorziening in rechte tegen een verwerkingsverantwoordelijke of een verwerker, indien hij van mening is dat zijn rechten uit hoofde van de AVG geschonden zijn ten gevolge van een verwerking van zijn persoonsgegevens die niet aan de AVG voldoet.

De bepalingen van de AVG bieden dus verschillende beroepsmogelijkheden aan personen die stellen dat de AVG is geschonden. Uit de desbetreffende bepalingen van de AVG volgt dat elke beroepsmogelijkheid moet kunnen worden aangewend, onverminderd de andere beroepsmogelijkheden. De verwijzende Hongaarse rechter in deze zaak wenst van het EU-Hof te vernemen hoe deze beroepsmogelijkheden zich tot elkaar verhouden en, meer in het bijzonder, op welke wijze tegenstrijdige beslissingen inzake schending van de door de AVG beschermde rechten binnen één EU-lidstaat kunnen worden voorkomen.

EU-Hof

Het EU-Hof oordeelt dat uit de bewoordingen van de artikelen 77, 78 en 79 van de AVG volgt dat de AVG niet voorziet in een exclusieve bevoegdheid en evenmin een voorrangsregel bevat voor de beoordeling, door de toezichthoudende autoriteit of de rechterlijke instanties die in de AVG worden genoemd, van de vraag of inbreuk wordt gemaakt op de bij de AVG verleende rechten. De in artikel 78, lid 1 van de AVG bedoelde voorziening in rechte – die betrekking heeft op het onderzoek van de wettigheid van het op grond van artikel 77 van de AVG vastgestelde besluit van een toezichthoudende autoriteit – en de in artikel 79, lid 1 van de AVG bedoelde voorziening in rechte kunnen volgens het EU-Hof naast elkaar en onafhankelijk van elkaar worden ingesteld.

Vervolgens oordeelt het EU-Hof dat de AVG ook niet voorziet in regels voor het geval dat er binnen één en dezelfde lidstaat met betrekking tot dezelfde verwerking van persoonsgegevens een klacht wordt ingediend bij een toezichthoudende autoriteit en voorzieningen in rechte worden ingesteld. De keuze van de EU-wetgever om de betrokkenen de mogelijkheid te laten de beroepsmogelijkheden van artikel 77, lid 1 en artikel 78, lid 1 van de AVG enerzijds en artikel 79, lid 1 van de AVG anderzijds naast elkaar en onafhankelijk van elkaar te benutten, strookt volgens het EU-Hof met de doelstelling van de AVG om natuurlijke personen een hoog beschermingsniveau te bieden ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens binnen de EU.

Het staat volgens het EU-Hof aan de lidstaten om in overeenstemming met het beginsel van procedurele autonomie nader te regelen hoe die beroepsmogelijkheden zich tot elkaar verhouden. De wijze van uitwerking van parallelle en onafhankelijke beroepsmogelijkheden mag echter geen afbreuk doen aan het nuttig effect en de doeltreffende bescherming van de door de AVG gewaarborgde rechten. Daarnaast moeten de lidstaten zich ervan vergewissen dat de concrete regels voor de benutting van de verschillende beroepsmogelijkheden het recht op een doeltreffende voorziening in rechte als bedoeld in artikel 47 van het EU-Handvest niet onevenredig aantasten.

Meer informatie:

  • ECER-dossier – Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)