EU-Hof oordeelt over taalvereiste voor Turkse werknemer die herenigd wil worden met echtgenoot

Contentverzamelaar

EU-Hof oordeelt over taalvereiste voor Turkse werknemer die herenigd wil worden met echtgenoot

Het EU-recht verzet zich tegen nationale wetgeving op grond waarvan een door de echtgenoot van een Turkse werknemer ingediend verzoek om gezinshereniging enkel kan worden aanvaard indien deze werknemer kan bewijzen dat hij geslaagd is voor een taaltest. De bevoegde autoriteiten moeten ook rekening kunnen houden met andere factoren waaruit de daadwerkelijke integratie van die werknemer in de betrokken lidstaat blijkt en dus met zijn vermogen om zijn echtgenoot te helpen om zich in die lidstaat te integreren. Daarnaast moet rekening kunnen worden gehouden met het vermogen tot integratie van de echtgenoot. Dat is het antwoord van het EU-Hof op vragen van een Deense rechter.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 22 december 2022 in de zaak C-279/21, X tegen Udlændingenævnet.

Achtergrond:

Besluit 1/80 van de bij de Associatieovereenkomst tussen de EU en Turkije (1963) ingestelde Associatieraad beoogt op sociaal gebied de regeling voor Turkse werknemers en hun gezinsleden te verbeteren. Artikel 13 van dat besluit verzet zich tegen de invoering van nieuwe nationale maatregelen die tot doel of tot gevolg hebben dat aan de uitoefening door een Turkse staatsburger van het vrij verkeer van werknemers op het nationale grondgebied strengere voorwaarden worden gesteld dan die welke op het grondgebied van die betrokken lidstaat golden bij de inwerkingtreding van Besluit 1/80.

In deze zaak gaat het om een regeling uit de Deense vreemdelingenwet die na de inwerkingtreding van Besluit 1/80 is ingevoerd. Op grond van die regeling wordt in het kader van gezinshereniging een taalvereiste aan Turkse werknemers opgelegd. Die Turkse werknemer moet eerst slagen voor een Deense taaltest alvorens gezinshereniging met de echtgenoot kan worden toegestaan.  

De verwijzende rechter wenst van het EU-Hof te vernemen of een dergelijke voorwaarde kan worden aangemerkt als een ‘nieuwe beperking’ in de zin van artikel 13 van Besluit 1/80 en, zo ja, of deze beperking kan worden gerechtvaardigd door de doelstelling een succesvolle integratie van de echtgenoot te waarborgen.

EU-Hof

Nieuwe beperking

De onderhavige regeling in de Deense vreemdelingenwet stelt de gezinshereniging tussen een legaal in Denemarken verblijvende Turkse werknemer en zijn echtgenoot afhankelijk van de voorwaarde dat deze werknemer slaagt voor een Deense taaltest. Volgens het EU-Hof verstrengd deze regeling de voorwaarden waaronder echtgenoten van legaal in Denemarken verblijvende Turkse werknemers mogen binnenkomen ten opzichte van die welke golden voor de inwerkingtreding van Besluit 1/80. In die omstandigheden moet die regeling volgens het EU-Hof worden aangemerkt als een ‘nieuwe beperking’ in de zin van artikel 13 van Besluit 1/80.

Rechtvaardiging

De onderhavige regeling in de Deense vreemdelingenwet beoogt een succesvolle integratie te waarborgen van de echtgenoot die, met het oog op gezinshereniging, verzoekt om toekenning van een verblijfsrecht in Denemarken. De taaltest verzekert dat de Turkse werknemer een bepaald kennisniveau van het Deens heeft en dat hij de echtgenoot kan helpen om deze taal te leren en om zich eveneens in Denemarken te integreren. Een dergelijke doelstelling vormt in beginsel een dwingende reden van algemeen belang die een nieuwe beperking in de zin van artikel 13 van Besluit 1/80 kan rechtvaardigen.

Het EU-Hof stelt echter vast dat de regeling op geen enkele wijze de mogelijkheid biedt om rekening te houden met het vermogen tot integratie van de echtgenoot zelf. Zelfs indien de echtgenoot perfect het Deens beheerst, zal de aanvraag voor de toekenning van een verblijfsrecht in Denemarken met het oog op gezinshereniging worden afgewezen indien de Turkse werknemer niet is geslaagd voor de Deense taaltest.

Daarnaast mogen de bevoegde autoriteiten bij de beoordeling van de mogelijkheid om af te wijken van de verplichting om te slagen voor de Deense taaltest, geen rekening houden met andere factoren die kunnen wijzen op de daadwerkelijke integratie van de Turkse werknemer. De mogelijkheid om af te wijken van die verplichting kan slechts worden toegepast in beperkte gevallen, zonder dat in het kader van een individuele beoordeling rekening kan worden gehouden met het vermogen tot integratie van de echtgenoot dat om gezinshereniging verzoekt en met de daadwerkelijke integratie van de Turkse werknemer die bij dit verzoek betrokken is.

Op grond van het voorgaande oordeelt het EU-Hof dat de onderhavige regeling in de Deense vreemdelingenwet verder gaat dan noodzakelijk is om het nagestreefde doel te verwezenlijken.