EU-Hof stemt in met elektronische melding van gedetacheerde Poolse werknemers in België

Contentverzamelaar

EU-Hof stemt in met elektronische melding van gedetacheerde Poolse werknemers in België

De elektronische aanmeldingsplicht voor buitenlandse werknemers die in België worden tewerkgesteld strookt met het EU-recht, voor zover de verplichting dient om fraude te bestrijden en de werknemers te beschermen. Dat heeft het EU-Hof geantwoord op vragen van een Belgische rechter.

Het gaat om het arest van het EU-Hof van 3 december 2014 in de zaak C-315/13, De Clercq e.a.

Thermotec NV (Bornem) produceert industriële koelsystemen. In Polen werd een zustervennootschap opgericht (Thermotec sp. z o.o.). Bij een controle in de vestiging in Bornem in 2008 hebben de sociale inspectiediensten vastgesteld dat daar vier Poolse werknemers werkzaam waren, van wie drie in dienst waren genomen door het Poolse Thermotec sp. z o.o.

Thermotec NV, de eindgebruiker van de diensten, had nagelaten om die gedetacheerde werknemers aan te melden. Voor hen kon dus geen elektronisch Limosa-bewijs worden overgelegd. De Belgische regelgeving bepaalt namelijk dat voorafgaand aan de tewerkstelling van een in België gedetacheerde werknemer een elektronische melding moet worden gedaan (middels het Limosa-systeem). In deze melding moeten een aantal gegevens over de werknemer voorkomen, onder meer identificatiegegevens en details over de aard en duur van de werkzaamheden. De wet legt een geldstraf op wegens niet-naleving.

Volgens Thermotec is een en ander in strijd met het EU-recht. De rechtbank van eerste aanleg van Mechelen heeft hierover vragen gesteld aan het Hof van Justitie.

Het Hof stelt vast dat de Limosa-aanmeldingsplicht het voor in België gevestigde werkgevers minder aantrekkelijk kan maken om gebruik te maken van de diensten van in andere lidstaten gevestigde dienstverrichters. Bijgevolg vormt deze regeling een beperking van het vrij verrichten van diensten die in beginsel verboden is.

Volgens het Hof kunnen de doelstellingen van bescherming van de gedetacheerde werknemers en van bestrijding van fraude de betrokken nationale regeling echter rechtvaardigen.

Gelet daarop is het de taak van de verwijzende rechter om te beoordelen of deze regeling, rekening houdend met alle relevante elementen, evenredig is ten opzichte van de verwezenlijking van de doelstellingen.

Met het oog op die beoordeling herinnert het Hof eraan dat het reeds heeft geoordeeld dat de verplichting voor een werkgever om voorafgaand aan een detachering de instanties van de lidstaat van ontvangst in kennis te stellen van de aanwezigheid van een of meer gedetacheerde werknemers, de vermoedelijke duur van hun aanwezigheid en de dienst of diensten die de detachering rechtvaardigt of rechtvaardigen, een doeltreffende en evenredige maatregel. Hierdoor kan de ontvangende lidstaat, enerzijds, de naleving van de sociale bepalingen en de loonregeling van de lidstaat van ontvangst gedurende de detachering controleren en daarbij rekening houden met de verplichtingen waaraan deze werkgever reeds moet voldoen krachtens de sociaalrechtelijke regels van de lidstaat van herkomst, en anderzijds, fraude bestrijden.

Volgens het Hof blijkt dus dat de betrokken nationale regeling evenredig kan zijn aan de door de verwijzende rechter en de Belgische regering aangegeven doelstellingen. Dat moet de verwijzende rechter evenwel nagaan.