EU-Hof verklaart ondertekening Kaderovereenkomst EU-Filipijnen gedeeltelijk nietig

Contentverzamelaar

EU-Hof verklaart ondertekening Kaderovereenkomst EU-Filipijnen gedeeltelijk nietig

De Raad heeft ten onrechte extra rechtsgrondslagen toegevoegd aan het besluit tot ondertekening van de Kaderovereenkomst EU-Filippijnen. De bepalingen in de Kaderovereenkomst op de deelgebieden milieu, vervoer en overname van derdelanders sluiten aan bij het hoofddoel van ontwikkelingssamenwerking en vormen geen zodanige verplichtingen dat sprake is van een eigen hoofddoel. Het besluit van de Raad dient daarom vernietigd te worden voor zover de Raad extra rechtsgrondslagen met betrekking tot die deelgebieden heeft toegevoegd, aldus het EU-Hof.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 24 juni 2014 in de zaak C-377/12.

Deze zaak betreft een geschil tussen de Commissie en de Raad over de rechtsgrondslagen van Besluit 2012/272/EU van de Raad van 14 mei 2012 betreffende de ondertekening, namens de Unie, van de Kaderovereenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek der Filipijnen, anderzijds. Dit besluit was gebaseerd op artikel 79, lid 3, de artikelen 91 en 100, artikel 191, lid 4, en de artikelen 207 en 209, juncto artikel 218, lid 5, van het EU-Werkingsverdrag (VWEU).

Het oorspronkelijke voorstel van de Commissie voor het besluit was enkel gebaseerd op de rechtsgrondslagen art. 207 VWEU (handelspolitiek) en art. 208 VWEU (ontwikkelingssamenwerking), in verbinding met art. 218 lid 5 VWEU. De Commissie was van mening dat de Raad ten onrechte extra rechtsgrondslagen op het gebied van vervoer, milieu en overname van derdelanders had toegevoegd. Volgens de Commissie volstonden de door haar voorgestelde rechtsgrondslagen; de door de Raad toegevoegde rechtsgrondslagen vielen volgens haar onder “ontwikkelingssamenwerking”. De Commissie heeft het Hof daarom verzocht om nietigverklaring van het Besluit voor zover het extra toevoegde rechtsgrondslagen betreft.

In zijn arrest benadrukt het Hof dat ontwikkelingssamenwerkingsdoelstellingen ruim geformuleerd zijn in de Verdragen en maatregelen waarmee deze doelstellingen worden nagestreefd kunnen dan ook verschillende onderwerpen betreffen. Volgens het Hof kunnen specifieke rechtsbases voor deelgebieden als milieu, vervoer en overname van derdelanders voor akkoorden op het gebied van ontwikkelingssamenwerking daarom weggelaten worden, zolang de bepalingen op deze deelgebieden aansluiten bij het hoofddoel van OS en geen hoofddoel op zichzelf zijn (ook wel bekend als de zwaartepunttheorie).

Om te bepalen of dit het geval is voert het Hof in zijn arrest een tweeledige test uit. Ten eerste gaat het Hof na of de bepalingen uit de Kaderovereenkomst over vervoer, milieu en overname van derdelanders bijdragen aan de realisatie van ontwikkelingsdoeleinden. Ten tweede dient bepaald te worden of de omvang van de verplichtingen op de specifieke deelgebieden niet zodanig groot is dat gesproken kan worden van een andere doelstelling dan ontwikkelingssamenwerking. Hierbij is voor het Hof van belang of voor de genoemde deelgebieden nader is uitgewerkt hoe de samenwerking concreet moet worden vormgegeven.

In dit geval oordeelt het Hof dat de bepalingen in de Kaderovereenkomst met de Filippijnen op het gebied van milieu, vervoer en overname van derdelanders aansluiten bij het hoofddoel van ontwikkelingssamenwerking en geen zodanige verplichtingen bevatten dat sprake is van een eigen hoofddoel. Het Hof verklaart het besluit van de Raad voor wat betreft de extra toegevoegde rechtsgrondslagen daarom nietig. Omdat het besluit voor het overige instand blijft, hoeft de Raad geen nieuw besluit voor de ondertekening vast te stellen.