EU-Hof: Verplichte bijkomende herkomstvermeldingen op melkproducten zijn toegestaan

Contentverzamelaar

EU-Hof: Verplichte bijkomende herkomstvermeldingen op melkproducten zijn toegestaan

De EU-verordening over de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten belet lidstaten niet om bijkomende herkomstvermeldingen op melkproducten te verplichten. Wel moeten dergelijke verplichtingen voldoen aan de voorwaarden uit de EU-verordening. Dat is het antwoord van het EU-Hof op vragen van de Franse rechter.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 1 oktober 2020 in de zaak C-485/18, Groupe Lactalis/Premier ministre e.a.

Achtergrond

De Franse regering heeft een decreet uitgevaardigd waarin wordt bepaald dat melkverpakkingen en voorverpakte levensmiddelen waarin melk als ingrediënt is gebruikt, voortaan moeten vermelden of de melk afkomstig is uit Frankrijk, uit Europa of van buiten Europa. Groupe Lactalis (een multinationale zuivelonderneming) stelt dat dit decreet in strijd is met de EU-verordening over de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten ( EU-verordening 1169/2011 ) en daagt de verantwoordelijke ministers voor het Conseil d’État, die vervolgens een viertal prejudiciële vragen aan het EU-Hof voorlegt.

EU-Hof

Met zijn eerste vraag wil de verwijzende rechter weten of de verplichte vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst van melkproducten moet worden beschouwd als een ‘aangelegenheid die specifiek door deze EU-verordening wordt geharmoniseerd’. Zo ja, verbiedt de EU-verordening dan dat lidstaten bijkomende verplichte vermeldingen opleggen?

Volgens het EU-Hof voorziet de betrokken EU-verordening in een geharmoniseerde regeling die voorschrijft dat het land van oorsprong of de plaats van herkomst van levensmiddelen – met uitzondering van bepaalde categorieën vlees – moet worden vermeld indien het weglaten van die vermelding de consumenten zou kunnen misleiden. Die verplichting tot vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst geldt ook voor melkproducten.

De EU-verordening verzet zich er echter niet tegen dat de lidstaten maatregelen nemen die voorzien in bijkomende verplichte vermeldingen, aldus het EU-Hof. Wel moeten dergelijke bijkomende verplichte vermeldingen voldoen aan de voorwaarden van de EU-verordening. Ten eerste moeten dergelijke vermeldingen gerechtvaardigd zijn op een of meer gronden die verband houden met de bescherming van de volksgezondheid, de bescherming van de consument, de preventie van fraude, de bescherming van industriële en commerciële eigendomsrechten en de preventie van oneerlijke concurrentie. Ten tweede kunnen die bijkomende verplichte vermeldingen alleen worden vastgesteld indien er is bewezen dat een verband bestaat tussen bepaalde kwaliteiten van de betrokken levensmiddelen en de oorsprong of herkomst daarvan. Daarbij moeten lidstaten het bewijs leveren dat de meeste consumenten significante waarde hechten aan de verstrekking van deze informatie. Ook moet de bijkomende verplichte vermelding een samenhangend geheel vormen met de vermelding van het land van oorsprong en de plaats van herkomst.

De verwijzende rechter vraagt zich ook af of hij het bewezen verband tussen bepaalde kwaliteiten van een levensmiddel en de oorsprong of herkomst daarvan en het bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de meeste consumenten significante waarde hechten aan de verstrekking van deze informatie, in onderlinge samenhang mag onderzoeken.

Volgens het EU-Hof moeten deze voorwaarden duidelijk gescheiden blijven. Eerst moet worden bepaald of er een bewezen verband bestaat tussen bepaalde kwaliteiten van de betrokken levensmiddelen en de oorsprong of herkomst daarvan. Pas daarna moeten lidstaten het bewijs leveren dat consumenten significante waarde hechten aan de verstrekking van die informatie. Het bestaan van een bewezen verband kan dus niet enkel worden aangetoond op basis van elementen die subjectief zijn. Die elementen kunnen derhalve geen betrekking hebben op het belang van het verband dat de meeste consumenten kunnen leggen tussen bepaalde kwaliteiten van het betrokken levensmiddel en de oorsprong of de herkomst daarvan, aldus het EU-Hof.

Als laatste wil de verwijzende rechter nog weten of het begrip ‘kwaliteiten van het levensmiddel’ ook ziet op het vermogen van levensmiddelen om het vervoer en risico’s van bederf tijden een transport te kunnen weerstaan. Het EU-Hof bepaalt dat dit niet het geval is. Het begrip ‘kwaliteiten’ ziet uitsluitend op de kwaliteiten die levensmiddelen onderscheiden van andere levensmiddelen omdat zij een andere oorsprong of herkomst hebben. Eigenschappen die zien op het vermogen om het vervoer en risico’s van bederf tijdens een transport te kunnen weerstaan mogen derhalve geen rol spelen bij de beoordeling of er een bewezen verband bestaat tussen bepaalde kwaliteiten van de betrokken levensmiddelen en de oorsprong of herkomst daarvan.