EU-Hof verwerpt Pools bezwaar tegen nieuwe aansprakelijkheidsregeling voor aanbieders van online diensten

Contentverzamelaar

EU-Hof verwerpt Pools bezwaar tegen nieuwe aansprakelijkheidsregeling voor aanbieders van online diensten

Aanbieders van online diensten worden door een nieuwe aansprakelijkheidsregeling verplicht om toezicht te houden op de content die de gebruikers van hun diensten online plaatsen, teneinde te voorkomen dat auteursrechtelijk beschermde werken worden geüpload op hun platform. Dat preventieve toezicht bestaat doorgaans uit het filteren van de content met behulp van software. Die nieuwe aansprakelijkheidsregeling is echter omgeven met voldoende waarborgen om te verzekeren dat het preventieve toezicht verenigbaar is met de vrijheid van meningsuiting en van informatie. Dat is het antwoord van het EU-Hof op het door Polen ingestelde beroep tot nietigverklaring.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 26 april 2022 in de zaak C-401/19, Polen tegen Parlement en Raad .

Achtergrond

Artikel 17 van richtlijn 2019/790 stelt het beginsel vast dat aanbieders van online diensten voor het online delen van inhoud rechtstreeks aansprakelijk kunnen zijn wanneer auteursrechtelijk beschermd materiaal illegaal wordt geüpload door gebruikers van hun diensten. De betrokken aanbieders kunnen evenwel van die aansprakelijkheid worden ontheven. Daartoe zijn zij met name verplicht om preventief toezicht te houden op de door gebruikers geüploade content. Dat toezicht bestaat doorgaans uit het filteren van de content met behulp van software.

Polen heeft bij het EU-Hof beroep ingesteld tot nietigverklaring van artikel 17 van richtlijn 2019/790. Volgens Polen maakt dat artikel inbreuk op de vrijheid van meningsuiting en van informatie (artikel 11 van het EU-Handvest van de grondrechten).

EU-Hof

Het EU-Hof stelt eerst vast dat aanbieders van online diensten voor het online delen van inhoud in feite verplicht zijn om een voorafgaande toetsing uit te voeren van de content die gebruikers naar hun platforms willen uploaden. Om een dergelijke voorafgaande toetsing te kunnen verrichten moeten de aanbieders gebruik maken van software voor de automatische herkenning en filtering van content.

Die voorafgaande controle en filtering kan volgens het EU-Hof een belangrijk instrument voor de verspreiding van online content aan banden leggen en kan aldus een beperking vormen van de vrijheid van meningsuiting en van informatie van de gebruikers van die online diensten.

Het EU-Hof oordeelt dat het proces van voorafgaande controle en filtering door de EU-wetgever is omgeven met passende waarborgen om de eerbiediging te verzekeren van het door artikel 11 van het EU-Handvest gewaarborgde recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie van gebruikers van online diensten. Daarnaast zijn er passende waarborgen aanwezig om het juiste evenwicht te verzekeren tussen het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie en het door artikel 17, lid 2 van het EU-Handvest beschermde recht op intellectuele eigendom.

Aanbieders van online diensten mogen bijvoorbeeld geen maatregelen nemen die wettige content bij het uploaden filteren en blokkeren. Daarnaast bepaalt artikel 17, lid 8 van richtlijn 2019/790 dat de toepassing van dat artikel 17 niet mag leiden tot een algemene toezichtsverplichting.

Bij de omzetting van artikel 17 van richtlijn 2019/790 in hun nationale recht moeten de lidstaten er volgens het EU-Hof wel zorg voor dragen dat zij zich baseren op een uitlegging van die bepaling die het mogelijk maakt om een juist evenwicht te vinden tussen de verschillende door het EU-Handvest beschermede grondrechten (vrijheid van meningsuiting en bescherming van intellectuele eigendom).

Meer informatie: