EU Hof vindt inkomenstoets na verzoek om gezinshereniging redelijk

Contentverzamelaar

EU Hof vindt inkomenstoets na verzoek om gezinshereniging redelijk

De beoordeling of een aanvrager van gezinshereniging over voldoende inkomsten beschikt over een periode van een jaar na de aanvraag is niet onredelijk. Dat heeft het EU-Hof geantwoord op vragen van een Spaanse rechter.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 21 april 2016 in de zaak C-558/14.

Het EU-Hof geeft nadere uitlegging aan de EU-richtlijn inzake gezinshereniging. Het EU-Hof komt tot het oordeel dat lidstaten de inkomenseis voor gezinshereniging strikt mogen beoordelen, ook over de periode na de aanvraag.

Het Hof sprak zich uit over de vraag tot welk moment een lidstaat mag beoordelen dat de aanvrager van gezinshereniging stabiele, regelmatige en voldoende inkomsten behoudt, een zogenoemde ‘prospectieve beoordeling’. Volgens richtlijn 2003/86 (artikel 7, lid 1, onder c)) moet de indiener van een verzoek tot gezinshereniging bij het indienen van de aanvraag over „over stabiele, regelmatige en voldoende inkomsten” beschikken. Op grond van de Spaanse regelgeving kan gezinshereniging door de nationale autoriteiten worden geweigerd, wanneer het, op basis van de ontwikkeling van de inkomstenpositie van de gezinshereniger in de zes maanden voorafgaand aan de datum van de indiening van het verzoek tot gezinshereniging, waarschijnlijk is dat de gezinshereniger in het jaar volgend op deze datum niet hetzelfde inkomstenniveau kan behouden als waarover hij op die datum beschikte.

Volgens het EU Hof is de toets van inkomen ná indiening van de aanvraag niet in strijd met de richtlijn. Het EU Hof oordeelt dat de duur van een jaar, waarin de gezinshereniger naar alle waarschijnlijkheid over voldoende inkomsten dient te beschikken, redelijk is en niet verder gaat dan noodzakelijk is om op individuele wijze het mogelijke risico te kunnen beoordelen dat de gezinshereniger na gezinshereniging ten laste van de sociale bijstand van de betrokken lidstaat komt.