EU-Hof: voor de loutere verlenging van de duur van de exploitatie van een stortplaats is geen nieuwe vergunning vereist

Contentverzamelaar

EU-Hof: voor de loutere verlenging van de duur van de exploitatie van een stortplaats is geen nieuwe vergunning vereist

De loutere verlenging van de duur van de exploitatie van een stortplaats vormt geen ‘belangrijke wijziging’ van een exploitatievergunning. De exploitant van de stortplaats hoeft daarom geen nieuwe exploitatievergunning aan te vragen wanneer hij alleen voornemens is het storten van afvalstoffen te verlengen binnen de grenzen van de totale opslagcapaciteit waarvoor de eerdere vergunning is verleend. Dat is het antwoord van het EU-Hof op een vraag van een Tsjechische rechter.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 2 juni 2022 in de zaak C-43/21, FCC Česká republika, s.r.o.

Achtergrond

FCC Česká republika exploiteert een stortplaats in de Tsjechische deelgemeente Praha-Ďáblice, op basis van een vergunning die in 2007 is afgegeven. Eind 2015 heeft FCC Česká republika bij het stadsbestuur van Praag een verzoek ingediend om de geplande einddatum voor de exploitatie van de stortplaats, die was vastgesteld op 31 december 2015, uit te stellen. Het stadsbestuur van Praag heeft dat verzoek ingewilligd en heeft de datum van stopzetting van de afvalverwijdering op de stortplaats verschoven naar 31 december 2017.

De gemeente Praha-Ďáblice en Spolek pro Ďáblice, een Tsjechische vereniging voor milieubescherming, hebben tegen deze beslissing beroep ingesteld bij het Tsjechische ministerie van Milieu, dat dit beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard op grond dat verzoeksters geen partij waren bij de procedure tot wijziging van de exploitatievergunning. Verzoeksters hebben de beslissing van het ministerie voor de Tsjechische rechter aangevochten met het betoog dat de verlenging van de exploitatieduur van de stortplaats een ‘belangrijke wijziging’ van de exploitatievergunning vormde, die overeenkomstig de EU-richtlijn inzake industriële emissies (hierna: de richtlijn) recht gaf op inspraak van het publiek.

De hoogste bestuursrechter van Tsjechië, bij wie de zaak in hogere voorziening aanhangig is, vraagt het EU-Hof of de enkele verlenging van de exploitatieduur van de stortplaats, zonder enige wijziging van de maximaal toegestane afmetingen van de installatie of van de totale capaciteit ervan, een ‘belangrijke wijziging’ van de exploitatievergunning in de zin van artikel 3, lid 9 van de richtlijn vormt.

EU-Hof

Volgens artikel 3, lid 9 van de richtlijn is een ‘belangrijke wijziging’ een wijziging van de aard of de werking, dan wel een uitbreiding van een installatie, een stookinstallatie, een afvalverbrandingsinstallatie of een afvalmeeverbrandingsinstallatie die significante negatieve effecten kan hebben op de gezondheid van de mens of op het milieu. Uit de bewoordingen van die bepaling blijkt volgens het EU-Hof dat een wijziging als ‘belangrijk’ moet worden aangemerkt wanneer twee voorwaarden zijn vervuld, waarvan de eerste betrekking heeft op hetgeen de wijziging inhoudt en de tweede op de mogelijke gevolgen ervan. Deze twee voorwaarden zijn volgens het EU-Hof cumulatief van aard.

Met betrekking tot de eerste voorwaarde oordeelt het EU-Hof dat de enkele verlenging van de exploitatieduur van een stortplaats voor afvalstoffen op zich geen wijziging van de omtrek van de installatie of van de in de oorspronkelijke vergunning voorziene opslagcapaciteit inhoudt, en dus geen uitbreiding van de installatie vormt. Ook de loutere verlenging van de duur van de afvalverwijdering op een stortplaats vormt geen wijziging van de installatie, noch wat haar aard, noch wat haar werking betreft.

Aangezien de richtlijn niet voorschrijft dat in de oorspronkelijke vergunning de exploitatieduur van de stortplaats wordt vermeld, kan zij volgens het EU-Hof niet voorschrijven dat voor de loutere verlenging van de exploitatieduur een nieuwe vergunning moet worden verleend. De exploitant van de stortplaats hoeft daarom geen nieuwe exploitatievergunning aan te vragen wanneer hij alleen voornemens is het storten van afvalstoffen te verlengen.

Uit het voorgaande volgt dat de verlenging in kwestie geen ‘belangrijke wijziging’ in de zin van artikel 3, lid 9 van de richtlijn is. Aangezien geen sprake is van een ‘belangrijke wijziging’, heeft het betrokken publiek geen recht op inspraak bij de besluitvorming over de verlenging van de exploitatievergunning. Ook kan het betrokken publiek geen beroep bij de rechter instellen tegen de verlenging van de vergunning.

Meer informatie: