EU-Hof wijst BTW-klacht van Commissie tegen Nederland af

Contentverzamelaar

EU-Hof wijst BTW-klacht van Commissie tegen Nederland af

De Nederlandse wetgeving inzake een fiscale eenheid is in lijn met de BTW-richtlijn. Het beroep dat de Europese Commissie heeft ingesteld tegen Nederland is ongegrond. Dat heeft het EU-Hof geoordeeld.

Het gaat om het arrest in de zaak C-65/11 Commissie/Nederland.

De Commissie verweet hierin Nederland een schending van de artikelen 9 en 11 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347, blz. 1).

Deze Europese richtlijn inzake btw biedt de mogelijkheid om in bepaalde gevallen meerdere personen die financieel, organisatorisch en economisch nauw met elkaar verbonden zijn, te behandelen als een fiscale eenheid.
De Nederlandse wet laat de mogelijkheid open dat ook personen die zelf niet belastingplichtig zijn van een dergelijke constructie deel uitmaken.
Volgens de Europese Commissie is dit in strijd met de richtlijn (en dienen alle deelnemers aan een fiscale eenheid (‘personen’) individueel belastingplichtig te zijn. Ook verwijt de Commissie Nederland dat het zijn wetgeving heeft aangepast zonder voorafgaand overleg met het btw-comité.

In zijn arrest wijst het Hof beide door de Commissie aangevoerde gronden af en verwerpt het beroep van de Commissie.