EU-Hof: woonplaatsvereiste aan consument voor een automatische incasso via SEPA mag niet

Contentverzamelaar

EU-Hof: woonplaatsvereiste aan consument voor een automatische incasso via SEPA mag niet

Een contractueel beding dat betaling door automatische afschrijving via SEPA afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de betaler zijn woonplaats heeft in de lidstaat waarin de begunstigde zijn activiteiten uitoefent, is in strijd met het Unierecht.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof gewezen op 5 september 2019 in de zaak C-28/18 Verein für Konsumenteninformation/Deutsche Bahn AG

Deutsche Bahn (DB) biedt consumenten de mogelijkheid om internationale spoorwegtrajecten op haar website te reserveren. Daartoe sluit zij met die consumenten een overeenkomst op basis van haar algemene vervoersvoorwaarden. Een beding in deze algemene vervoersvoorwaarden bepaalt dat de gereserveerde biljetten betaald kunnen worden onder andere door middel van een automatische overschrijving via het Europees systeem voor automatische incasso (hierna: SEPA). Deze betaalmethode wordt echter uitsluitend aanvaard door DB indien de betaler in Duitsland woont. De VKI heeft in Oostenrijk een rechtszaak aanhangig gemaakt tegen Deutsche Bahn, omdat het beding in strijd zou zijn met Verordening 260/2012 inzake technische en bedrijfsmatige vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen in euro. De betaalrekening van een consument bevindt zich namelijk in het algemeen in de lidstaat van zijn woonplaats waardoor het beding een nog grotere beperking oplegt dan een voorwaarde waarbij van de betaler wordt verlangd dat hij in Duitsland een bankrekening opent. Het Oostenrijkse Oberste Gerichtshof stelt in deze procedure prejudiciële vragen aan het EU-Hof.

Het EU-Hof oordeelt dat verordening 260/2012 zich verzet tegen een clausule die betaling door automatische afschrijving via SEPA uitsluit wanneer de betaler zijn woonplaats niet heeft in dezelfde lidstaat als die waar de begunstigde is gezeteld. De verordening bepaalt immers dat de begunstigde niet mag eisen dat de rekening van de betaler zich in een bepaalde lidstaat bevindt. Hoewel de verordening dus niet uitdrukkelijk gericht is op een beding dat vereist dat betaler en begunstigde in dezelfde lidstaat woonachtig of gezeteld zijn, komt een dergelijk beding in feite neer op de aanwijzing van de lidstaat waar de betaalrekening zich moet bevinden. In het algemeen beperkt deze woonplaatsvoorwaarde immers de toegankelijkheid van de betaling door automatische afschrijving via SEPA tot die betalers die een betaalrekening hebben in de lidstaat waar de begunstigde zijn domicilie heeft. Deze betalingswijze wordt daarom uitgesloten voor betalers met een betaalrekening in andere lidstaten. Hieruit volgt dat het onderhavige beding automatische afschrijving via SEPA slechts mogelijk maakt voor nationale betaaltransacties. Het beding ondermijnt daarmee de doelstelling van verordening 260/2012, namelijk het voorkomen dat commerciële regels afbreuk doen aan de invoering van een geïntegreerde markt voor elektronische betalingen in euro. Het Hof voegt hieraan toe dat irrelevant is dat de consument andere betaalmethoden kan gebruiken. Wanneer betalers de mogelijkheid wordt geboden om via SEPA betalingen te verrichten, kunnen begunstigden deze mogelijkheid niet afhankelijk stellen van voorwaarden die het nuttig effect van de verordening in gevaar brengen.