EU-leiders buigen zich over toekomst EU

Contentverzamelaar

EU-leiders buigen zich over toekomst EU

De uitslag van het Britse referendum is niet goed voor het Verenigd Koninkrijk, voor Nederland en voor de EU. Het kabinet ziet het mede daarom als zijn verantwoordelijkheid het voortouw te nemen in een moderne EU, die de lidstaten beter in staat stelt hun burgers welvaart en veiligheid te bieden, en daartoe beter beschermt, beter presteert, en beter de eigen principes naleeft. Het kabinet kiest daarmee voor een sterk Nederland in een aanpassings- en oplossingsgericht Europa. Dat schrijft minister Koenders in een brief aan de Tweede Kamer.

Na het Britse referendum heeft de Europese Raad van 28 en 29 juni besloten tot een reflectieproces over de toekomst van de Europese Unie. Op 16 september zal daartoe in Bratislava een eerste informele bijeenkomst van Europese regeringsleiders en staatshoofden plaatsvinden. Vervolgbijeenkomsten zijn voorzien in de marge van de Europese raden van oktober en december 2016. In de brief aan de Kamer schetst het kabinet de Nederlandse inzet tijdens deze eerste bijeenkomst in dit reflectieproces.

Een beter Europa levert resultaat

Het kabinet ziet in de huidige situatie aanleiding te werken aan effectieve oplossingen die bijdragen aan meer welvaart en veiligheid. De lidstaten en de EU zullen moeten werken aan een hervormde EU die beter beschermt, presteert en handelt met inachtneming van de eigen principes en regels. Bovendien zullen de lidstaten nadrukkelijker aandacht moeten schenken aan het bieden van perspectief aan degenen die negatieve gevolgen van vrij verkeer en globalisering ondervinden. Nederland zal zich daar sterk voor maken. Dat betekent niet dat het Europese integratieproces zich de komende jaren in hetzelfde tempo dient voort te zetten. Beter Europa is niet meer Europa; het gaat nu juist ook om consolidatie en het implementeren van gemaakte afspraken en het bestendigen van hetgeen bereikt is. Niet ieder probleem verdient een Europese oplossing, veel zaken kunnen door de lidstaten zelf worden aangepakt en zij dienen daarvoor de ruimte te hebben. Europese oplossingen vergen sterke lidstaten, die Europese verantwoordelijkheden ook kunnen nakomen.

Nadrukkelijk kiezen voor het EU-lidmaatschap

Het kabinet is ervan overtuigd dat dit type Europese samenwerking essentieel is voor Nederland met zijn open economie en omringd door grotere landen. Het Nederlandse lidmaatschap van de EU heeft ons land veel gebracht. Daarom kiest het kabinet nadrukkelijk voor het EU-lidmaatschap. Voor ons land is een Alleingang geen alternatief.

Het kabinet gaat vervolgens voor een aantal aspecten na wat het optreden van de EU zou moeten inhouden. Het kabinet acht het van belang dat de EU presteert en beschermt op de door haar gestelde doelen, met name op de kernthema’s migratie, veiligheid en interne markt, banen en handel. Ook gaat het kabinet in op het respecteren van sociale standaarden, het tegengaan van belastingontwijking, het belang van fraudebestrijding en de economische en monetaire samenwerking.

Functioneren van de Unie

Het is tevens van groot belang te blijven werken aan hoe de Unie functioneert. De Europese samenwerking dient maximale ruimte te bieden aan de eigen identiteit en instituties van lidstaten. Het zijn immers in eerste instantie de lidstaten die een effectief beleid kunnen en moeten voeren ter verhoging van de welvaart, veiligheid en bescherming van hun burgers. De EU dient zich slechts te richten op terreinen waar Europese samenwerking echt meerwaarde heeft. Als dan afspraken op Europees niveau worden gemaakt, dienen deze effectief en voor iedereen op gelijke wijze te worden uitgevoerd. Het nakomen van afspraken raakt immers direct aan het vertrouwen in elkaar, in elkaars markten en in de Europese instellingen. Handhaving van afspraken en gelijke behandeling van alle lidstaten is daarbij het uitgangspunt. Het kabinet ziet hierin een kerntaak voor de Commissie. De Commissie is daarbij onmisbaar als neutrale en onafhankelijke hoedster van de Verdragen en het acquis communautaire.

Voorts zijn voor een EU die levert betere regelgeving (met minder en vereenvoudigde regels, convergentie naar het hoogst haalbare niveau) en sterkere lidstaten (via beter bestuur op nationaal niveau) essentieel. Net zoals verdere versterking van de democratische legitimiteit, waarbij de Commissie zich goed rekenschap geeft van de lidstaten en hetgeen zich in de nationale parlementen afspeelt, onder meer via grotere betrokkenheid van de nationale democratische instellingen. Dit kan door opnieuw te kijken naar de mogelijkheid tot een «rode kaart» voor nationale parlementen zoals dit voorjaar besproken aangevuld met een «groene kaart» waarmee nationale parlementen de Commissie kunnen aanmoedigen een onderwerp op Europees niveau op te pakken.

Het kabinet roept de Europese instellingen op tot kritische reflectie, meer transparantie en hervorming van de ambtelijke structuren en werkwijzen. Een voorbeeldfunctie zou gepast zijn. Zo zou de Commissie haar inrichting en structuur kunnen hervormen zodat ze zich meer dan thans het geval is, richt op een moderne publieke dienstverlening. Op het gebied van de rechtsstaat moeten bestaande instrumenten zorgvuldig worden toegepast en stapsgewijs worden gewerkt aan nadere invulling van de wens voor versterking van de rechtsstaat binnen de EU.

Het kabinet is geen voorstander van een verdragswijziging of andere grote stappen voorwaarts in de Europese integratie. Zoals reeds betoogd in de kamerbrief over de uitkomsten van de subsidiariteitsexercitie (21 juni 2013; Kamerstuk 22 112, nr. 1650) is de tijd van een «ever closer Union» op alle mogelijke beleidsterreinen voorbij. Meer EU als automatisme is niet het antwoord op de zorgen die in Nederland en andere lidstaten bestaan; een hervormde en beter functionerende EU wel.

Vooruitblik en krachtenveld

De bijeenkomst in Bratislava staat in het teken van reflectie over de toekomst van de Europese Unie. Aanleiding daarvoor vormt de uitslag van het Britse referendum, maar de bijeenkomst zal niet gewijd zijn aan de relatie tussen de EU27 en het Verenigd Koninkrijk. Op dit moment is niet te voorspellen wat de exacte gevolgen zullen zijn van een Brexit voor de EU en voor Nederland, waarbij inbegrepen de netto betalingspositie van Nederland. Dit zal immers sterk afhankelijk zijn van de vormgeving van het terugtrekkingsakkoord en van de toekomstige betrekkingen die de EU zal onderhouden met het Verenigd Koninkrijk. Het kabinet zal daarbij de Nederlandse belangen steeds scherp in het oog houden.

Het EU-lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk kan pas worden beëindigd als de daarvoor geldende procedure van artikel 50 van het EU-verdrag is doorlopen. Deze procedure start met een formele kennisgeving door het Verenigd Koninkrijk van zijn voornemen om zich uit de Unie te trekken. Krachtens artikel 50 wordt onderhandeld over een terugtrekkingsakkoord, waarbij rekening wordt gehouden met het kader van de toekomstige betrekkingen van het Verenigd Koninkrijk met de EU. Over dat akkoord wordt onderhandeld overeenkomstig artikel 218, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de EU. Vooralsnog is niets vastgelegd over de wijze waarop deze onderhandelingen zullen plaatsvinden.

Tegen deze achtergrond blijft Nederland actief betrokken bij de inrichting van de Europese samenwerking vanuit de overtuiging dat daarmee de Nederlandse belangen het best worden gediend. Nederland doet dat vanuit de kern van de EU, in de Eurozone en Schengenzone. Vooralsnog bestaat brede overeenstemming over uitvoering van de strategische agenda met nadruk op terrorismebestrijding, aanpak van de migratieproblematiek en effectieve uitvoering van de interne marktagenda.

De posities van lidstaten lopen uiteen. Aan de ene kant staan lidstaten zoals Italië, die juist scherper kiezen voor versterking van samenwerking binnen de Eurozone. Andere lidstaten, zoals de Visegrad-4 stellen vragen bij de bestaande institutionele inrichting van de EU en neigen naar een meer intergouvernementele structuur. Hoewel Nederland sterk hecht aan samenwerking met de betrokkenheid van àlle lidstaten, kunnen er in de toekomst situaties ontstaan waarbij niet alle lidstaten mee kunnen of willen in verdergaande samenwerking door middel van binnen de EU gemaakte afspraken. In dat kader is sprake van verschillende wensen ten aanzien van meer flexibiliteit in het Europees integratieproces, en wordt op enkele terreinen reeds op flexibele basis samengewerkt. Het kabinet staat positief tegenover de gedachte meer ruimte te bieden aan flexibiliteit. Uitgangspunten daarbij zijn voor het kabinet een zo groot mogelijke inclusiviteit, betrokkenheid van en transparantie richting overige lidstaten en van de EU-instellingen.

Meer info: