EU mocht vermeend Hofstadlid op bevriezingslijst zetten

Contentverzamelaar

EU mocht vermeend Hofstadlid op bevriezingslijst zetten

De Raad van de EU heeft Mohammed El-M. in 2006 terecht op de EU-lijst voor bevriezing van tegoeden gezet. Dit gebeurde op voordracht van Nederland. El-M. is inmiddels door het Gerechtshof ’s-Gravenhage vrijgesproken van deelname aan de Hofstadgroep. Hij verweet de Raad dat de presumptie van onschuld was geschonden omdat de Raad zijn hoger beroep niet had afgewacht. Het Gerecht van Eerste Aanleg heeft hem nu in het ongelijk gesteld.

De belangrijkste klacht van El-M. was dat de Raad zijn hoger beroep na de veroordeling van de Rechtbank Rotterdam niet heeft afgewacht. In hoger beroep werd hij door het Gerechtshof ’s-Gravenhage vrijgesproken, waarna de Raad besloot hem ook van de EU-lijst voor bevriezing van tegoeden af te voeren. De zaak bij het Gerecht werd daarom een principiële zaak: moet de Raad zijn definitieve veroordeling afwachten of niet?

Het Gerecht herinnert er om te beginnen aan dat de eerbiediging van het vermoeden van onschuld verlangt dat eenieder tegen wie een vervolging is ingesteld, voor onschuldig wordt gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan. Dit beginsel verzet zich echter, onder bepaalde voorwaarden, niet tegen de vaststelling van maatregelen die in beginsel geen sancties vormen en niet vooruitlopen op de beslissing over de onschuld of de schuld van de daarbij bedoelde persoon.

Het Gerecht is van oordeel dat de presumptie van onschuld niet is geschonden. Het merkt op dat de bevriezing van tegoeden in de communautaire regelgeving is voorzien, dat het besluit daartoe door een bevoegde instantie (de Raad) is vastgesteld en dat dit in de tijd is beperkt (omdat de lijst regelmatig wordt bezien). Bovendien oordeelt het Gerecht dat het hier niet gaat om een strafrechtelijke maatregel, maar een voorzorgsmaatregel.

De Raad hoeft niet met EU-listing te wachten tot een strafrechtelijke veroordeling onherroepelijk is geworden. Volgens het Gerecht zou een dergelijke eis het doel van het beperkingensysteem, het bestrijden van bedreigingen van de internationale vrede en veiligheid door terroristische handelingen, ondermijnen. In dit verband herinnert het Gerecht eraan dat de Raad verplicht is, na de afloop van de procedure in hoger beroep na te gaan of redenen bestaan die de handhaving van de bevriezing van de tegoeden van de betrokkene rechtvaardigen. In dit geval is dat ook gebeurd en is El-M. van de lijst afgehaald.

El-M. kan nog binnen twee maanden tegen de uitspraak van het Gerecht een hogere voorziening instellen bij het Hof van Justitie.

 

(Foto: Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen)