EU-rechters hebben het drukker dan ooit

Contentverzamelaar

EU-rechters hebben het drukker dan ooit

In 2019 hebben het EU-Hof en het EU-Gerecht 1739 zaken afgedaan. In 2018 waren dit er nog 1769. Tegelijkertijd zijn bij deze twee rechtelijke instanties 1905 nieuwe zaken aanhangig gemaakt. Bij het EU-Hof is die stijging vooral te wijten aan de toename van het aantal prejudiciële verwijzingen. Daarmee zet de trend van de laatste jaren van een stijgend aantal procedures bij het EU-Hof voort. Ondanks de stijging van het aantal nieuwe zaken is de gemiddelde procesduur weer afgenomen.

Dat valt te lezen in het Jaarverslag 2019 Gerechtelijke Werkzaamheden dat is gepubliceerd door het Hof van Justitie van de Europese Unie.

EU-Hof

In 2019 zijn er 966 nieuwe zaken aanhangig gemaakt bij het EU-Hof. Dit is het hoogste aantal in de geschiedenis van het EU-Hof en betekent een stijging van ongeveer 14% ten opzichte van het aantal zaken dat in 2018 – dat op dat gebied reeds een recordjaar was – aanhangig is gemaakt (849). Net zoals de twee vorige jaren kan deze stijging grotendeels worden toegeschreven aan de toename van het aantal verzoeken om een prejudiciële beslissing (641 nieuwe prejudiciële zaken in 2019, tegenover 568 in 2018). Daarnaast is ook het aantal hogere voorzieningen, hogere voorzieningen op kort geding en hogere voorzieningen op interventie sterk toegenomen (266 zaken in 2019, tegenover 199 zaken in 2019). Daartegenover staat dat het aantal rechtstreekse beroepen in 2019 is gedaald (41 zaken).

Wat hogere voorzieningen tegen arresten van het EU-Gerecht betreft, heeft het EU-Hof op 1 mei 2019 voor bepaalde soorten zaken een nieuw mechanisme van voorafgaande toelating van hogere voorzieningen ingevoerd. Hogere voorzieningen die niet belangrijk zijn voor de eenheid, samenhang en ontwikkeling van het EU-recht kunnen nu snel worden geweigerd. Het mechanisme zorgt er dus voor dat het EU-Hof zich nog meer kan focussen op zijn kerntaak, namelijk de uitlegging van het EU-recht naar aanleiding van prejudiciële verwijzingen.

Een ander opmerkelijk gegeven in de statistieken is het aantal zaken dat het EU-Hof heeft afgesloten. Dit aantal weerspiegelt de productiviteit van het EU-Hof: in 2019 zijn er 865 zaken afgehandeld, tegenover 760 in 2018.

Ten slotte heeft het EU-Hof ondanks de toename van het aantal nieuwe zaken zijn beloften met betrekking tot de procesduur kunnen waarmaken. De gemiddelde behandelingsduur van de zaken was in 2019 namelijk nog steeds zeer bevredigend: 15,5 maanden voor de behandeling van prejudiciële zaken en 11,1 maanden voor de behandeling van hogere voorzieningen.

Volgens de president Lenaerts van het EU-Hof is de toename van het aantal zaken “illustratief voor het feit dat de instelling een cruciale rol speelt bij de bevordering van de Unie als rechtsgemeenschap en de waarden waarop deze gebaseerd is”.

Het EU-Gerecht

Een van de belangrijkste kenmerken van het voorbije jaar is dat er bij het EU-Gerecht bijna een evenwicht is bereikt tussen het aantal aanhangig gemaakte zaken (939) en het aantal afgesloten zaken (874), ondanks het feit dat aan het einde van het jaar een grote reeks samenhangende zaken aanhangig is gemaakt en ondanks de gedeeltelijke vervanging van zijn leden.

De toename van het aantal aanhangig gemaakte zaken bedraagt 105 zaken meer dan in 2018, wat neerkomt op een stijging van bijna 13%. De grootste toename vond met name plaats op het gebied van staatssteun en institutioneel recht.

De inspanningen van het EU-Gerecht hebben in het bijzonder tot gevolg dat de dalende trend in de behandelingsduur van zaken doorzet. De procesduur van de bij arrest of beschikking afgehandelde zaken is namelijk aanzienlijk gedaald (16,9 maanden in 2019, tegenover 20 maanden in 2018 en 26 maanden in de eerste helft van de jaren 2010). Die duidelijke verbetering is een van de resultaten van de hervorming van de gerechtelijke structuur van de EU, die in 2019 voltooid werd.

Nederland

Wat de cijfers voor Nederland betreft valt volgens het begeleidende persbericht allereerst op dat rechters uit Nederland heel vaak prejudiciële vragen voorleggen aan het Hof (in 2019 waren er dat 28). Significanter dan één afzonderlijk jaar, zijn de cijfers over de laatste vijf jaar: 167 vragen van Nederlandse rechters. Nederland wordt alleen voorgegaan door Duitsland (504 vragen), Italië (304) en Spanje (237).

Voorts valt ook op dat de Commissie weinig niet-nakomingsprocedures tegen Nederland aanhangig heeft gemaakt: twee gedurende de laatste vijf jaar tegen Nederland. Sinds 2017 werd geen enkele inbreukprocedure tegen Nederland meer aanhangig gemaakt. De meeste zaken werden ingeleid tegen Spanje (20), Griekenland (17), Duitsland (16) en Italië (15) in de laatste vijf jaar, aldus het persbericht van het EU-Hof.