EU-sancties ook in Aruba, Curaçao en Sint-Maarten

Contentverzamelaar

EU-sancties ook in Aruba, Curaçao en Sint-Maarten

Sanctiemaatregelen van de EU moeten ook op Aruba, Curaçao en Sint Maarten worden toegepast. Dat staat in een voorstel voor een nieuwe Rijkssanctiewet. Het gaat om sancties tegen personen zoals bevriezing van tegoeden en reis- en visumrestricties, en sancties tegen landen, zoals handelsbeperkingen. Het kopiëren van EU-wetgeving naar deze landen is mogelijk, aldus de Raad van State.

Geen directe toepassing Europese sancties in de Caribische landen

Op basis van artikel 215 van het EU-Werkingsverdrag (VWEU) kan de Raad sanctiemaatregelen vaststellen tegen derde landen, personen, rechtspersonen en niet-statelijke groepen of entiteiten. Sancties die door de VN-Veiligheidsraad zijn vastgesteld, moeten nu al door alle landen van het Koninkrijk worden uitgevoerd, maar sancties die door de EU worden vastgesteld golden tot nu toe alleen in Nederland. Dit komt omdat de Caribische landen van het Koninkrijk de status hebben van “Landen en gebieden overzee” (LGO). Dit heeft tot gevolg dat in beginsel alleen de bepalingen van het vierde deel van het VWEU (betreffende de LGO's) van toepassing zijn op die landen. De Europese sanctiemaatregelen zijn evenwel gebaseerd op het EU-Verdrag (Titel V, gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid) en het vijfde deel van het VWEU (extern optreden van de Unie) en zijn dus niet van toepassing in de overzeese landen.

Adopteren van Europese regelgeving in LGO’s

De situatie waarin Nederland wel uitvoering geeft aan Europese sancties en landen in het Caribisch deel van het Koninkrijk niet is volgens de regering onwenselijk, aangezien het afbreuk zou doen aan de eenheid en de effectiviteit van het buitenlands beleid van het Koninkrijk. Om deze reden is het wetsvoorstel ingediend. Het staat lidstaten vrij om EU-recht over te nemen ten behoeve van LGO’s. Met andere woorden, ook al is bepaalde Europese regelgeving niet automatisch van toepassing op een LGO, dan kan deze regelgeving alsnog ‘gekopieerd’ worden ten behoeve van die LGO. Het adopteren van Europese regelgeving staat LGO’s vrij, maar moet wel volgens de nationale constitutionele regels verlopen. De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ziet er ten aanzien van dit wetsvoorstel gezien de statutaire verdeling van bevoegdheden in het Koninkrijk geen problemen in, al vraagt de Afdeling wel extra aandacht voor de geopolitieke verschillen tussen de Caribische delen en het Europese deel van het Koninkrijk.

Reikwijdte en werking wetsvoorstel

Het wetsvoorstel heeft enkel betrekking op maatregelen vastgesteld in het kader van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid van de EU (art. 215 VWEU). Maatregelen op basis van artikel 75 VWEU tegen personen en organisaties die hun wortels en activiteiten uitsluitend binnen de EU hebben vallen niet onder het wetsvoorstel. Het voorstel heeft immers het oogmerk de eenheid van het buitenlands beleid te waarborgen. De reikwijdte van het wetsvoorstel is dan ook beperkt tot verplichtingen die voortvloeien uit het externe optreden van de Unie.

De EU-sanctiemaatregelen zullen op dezelfde wijze doorwerken in de rechtsorde van de Caribische landen als in die van Nederland. Ingevolge het Europese recht is een verordening rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten en heeft deze voorrang boven bestaande wetgeving, ook als die bestaande nationale wetgeving niet met de verordening verenigbaar is. Dit wetsvoorstel regelt dat wat betreft Europese sancties in alle landen van het Koninkrijk dezelfde geboden en verboden zullen gelden. Het is daarom aan de autoriteiten van Sint Maarten, Aruba en Curaçao om de met een verordening strijdige landsregelgeving in te trekken of aan te passen.

De wet zal onmiddellijke werking hebben en dus ook betrekking hebben op bestaande Europese sancties.

Overigens wordt ook een afstemmingsplicht voor voorgenomen besluitvorming over sancties op EU-niveau vastgelegd in het voorstel. Veelal zal de besluitvorming omtrent sancties vanwege de tijdsdruk niet in de Rijksministerraad plaatsvinden, maar ook in die gevallen zullen de Caribische landen vooraf betrokken worden bij de besluitvorming.

Caribisch Hof wellicht geen verwijzende rechter voor EU-Hof

Volgens de Afdeling Advisering van de Raad van State is het twijfelachtig of het Caribische Gemeenschappelijk Hof van Justitie bij geadopteerde Europese regelgeving een verwijzende rechter in de zin van artikel 267 VWEU is. Dit Hof kan dus wellicht geen prejudiciële vragen kan stellen aan het EU-Hof over de uitleg van specifieke sanctiemaatregelen. Tot op heden heeft nog geen rechter uit een LGO een prejudiciële vraag aan het Hof gesteld met betrekking tot de uitleg van geadopteerde Europese regelgeving. Hoewel de literatuur en de rechtspraak, met name in de zaak C-100/89, Kaefer en de zaak C-28/95, Leur-Bloem, ruimte voor discussie laten over dit onderwerp, stelt de Afdeling Advisering zich op het standpunt dat ervan uitgegaan moet worden dat het Caribisch Hof geen prejudiciële vragen kan stellen aan het EU-Hof. Daarom heeft de regering de reikwijdte en werking van het voorstel nader uitgewerkt.

Lees hier het wetgevingsdossier van de Rijkssanctiewet