EU verbiedt misleidende reclame publieke instellingen

Contentverzamelaar

EU verbiedt misleidende reclame publieke instellingen

De EU-richtlijn die oneerlijke handelspraktijken jegens consumenten verbiedt, geldt ook voor publieke instellingen, ongeacht hun taak van algemeen belang of hun publiekrechtelijke vorm. Dat heeft het EU-Hof geantwoord op vragen van een Duitse rechter over misleidende informatie van een ziekenfonds over de risico’s bij overstappen naar een ander ziekenfonds.

Het gaat om het arrest van 3 oktober 2013 in de zaak C-59/12, BKK Mobil Oil Körperschaft des öffentlichen Rechts / Zentrale zur Bekämpfung unlauteren Wettbewerbs eV

In deze zaak beantwoordt het Hof een vraag van het Bundesgerichtshof (federaal gerechtshof, Duitsland), dat uitspraak moet doen in een geding tussen de Wettbewerbszentrale, een Duitse vereniging ter bestrijding van oneerlijke mededinging, en BKK, een ziekenfonds van de Duitse wettelijke ziekteverzekering in de vorm van een publiekrechtelijke instelling. Volgens het Bundesgerichtshof vormde BKK’s mededeling in 2008 op haar website dat haar leden financieel nadelige gevolgen konden ondervinden wanneer zij van ziekenfonds veranderden, een oneerlijke praktijk in de zin van de richtlijn, zoals de Wettbewerbszentrale had aangevoerd. Het vroeg zich echter af of de richtlijn, en dus het daarin neergelegde verbod, van toepassing kon zijn op BKK als publiekrechtelijke instelling die is belast met een taak van algemeen belang.

Het Hof van Justitie heeft al vaker geoordeeld dat de EU-richtlijn oneerlijke handelspraktijken, die dergelijke praktijken jegens consumenten verbiedt, een bijzonder ruime materiële werkingssfeer heeft, maar verduidelijkt voor de eerste keer dat dit ook het geval is voor de personele werkingssfeer van deze richtlijn.

Met het arrest verklaart het Hof deze richtlijn van toepassing op een publiekrechtelijke instelling die is belast met een taak van algemeen belang, zoals het beheer van een verplichte ziekteverzekering.

Een dergelijke instelling moet ondanks haar publieke aard en haar taak van algemeen belang worden beschouwd als een „handelaar” in de zin van de richtlijn, voor wie het verbod op oneerlijke handelspraktijken geldt. De richtlijn sluit dergelijke instellingen namelijk niet uitdrukkelijk uit van het toepassingsgebied ervan. Bovendien impliceert de doelstelling van de richtlijn om de consument een hoog niveau van bescherming te verzekeren tegen oneerlijke handelspraktijken en in het bijzonder misleidende reclame, dat die bescherming wordt gewaarborgd ongeacht of de betrokken instelling publiek of privé is en los van de specifieke taak zij behartigt.