EU-verbod leeftijdsdiscriminatie geldt ook voor particuliere werkgever

Contentverzamelaar

EU-verbod leeftijdsdiscriminatie geldt ook voor particuliere werkgever

Het verbod van leeftijdsdiscriminatie, zoals vormgegeven in een EU-Richtlijn, geldt ook bij de toekenning van een ontslagvergoeding door particuliere werkgevers. De nationale rechter kan zich niet beroepen op zijn vaste rechtspraak als die in strijd is met het EU-recht. Dit heeft het EU-Hof geantwoord op vragen van het Deens Hooggerechtshof.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 19 april 2016 in de zaak C-441/14, Dansk Industri (DI) en de nalatenschap van K. Rasmussen.

De Deen Rasmussen is op de leeftijd van 60 jaar ontslagen door zijn werkgever. Normaal gesproken heeft men in Denemarken recht op een speciale ontslagvergoeding om herintreding te bevorderen, maar hierop is een uitzondering gemaakt. Wanneer de werknemer op het tijdstip van vertrek 60 jaar oud is, en wanneer hij recht heeft op een door de werkgever betaald ouderdomspensioen op grond van een pensioenregeling waartoe hij voor het bereiken van zijn vijftigste levensjaar is toegetreden,, kan hij geen aanspraak maken op de ontslagvergoeding.

Het EU-verbod op leeftijdsdiscriminatie heeft concrete vorm gekregen in Richtlijn 2000/78 inzake discriminatie in het kader van arbeid en beroep. Maar richtlijnen gelden over het algemeen niet tussen twee particulieren, zoals de werkgever en (oud)werknemer.

De Deense rechter vraagt het EU Hof of het verbod op leeftijdsdiscriminiatie zich verzet tegen de Deense regeling. Daarnaast vraagt hij of een rechtstreekse toepassing van het verbod op discriminatie in deze richtlijn tussen particulieren zou moeten wijken voor de algemene beginselen van rechtszekerheid en gewettigd vertrouwen. Dit omdat de Deense rechters de Deense regeling altijd verenigbaar hebben verklaard met de richtlijn, en werkgevers daarop mochten vertrouwen.

Het Hof stelt dat de Deense regeling, door op algemene wijze een hele categorie van werknemers van ontslagvergoeding uit te sluiten, binnen de werkingssfeer van het EU-recht valt. Omdat zijn leeftijd de enige grond is waarom Rasmussen niet in aanmerking kwam voor de speciale vergoeding, wordt hij gediscrimineerd op basis van leeftijd. Het verbod op leeftijdsdiscriminatie, zoals concreet vorm gegeven in de richtlijn, verzet zich tegen de Deense regeling, zoals het  EU-Hof trouwens al eerder heeft uitgemaakt in het arrest Ingeniørforeningen i Danmark, zaak C‑499/08.

Daarom ook kan de Deense rechter het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel niet aanvoeren om het discriminatieverbod buiten toepassing te laten. Het EU-Hof stelt dat het de taak is van rechterlijke instanties om de volle werking van het EU-recht te waarborgen. De richtlijn geldt dan wel niet tussen particulieren, maar de verplichting voor de lidstaten om de doelen uit de richtlijn te verwezenlijken, geldt ook voor de nationale rechter. De rechter moet de nationale regeling conform het Unierecht (de richtlijn) uitleggen. Dit kan volgens het EU-Hof ook inhouden dat vaste rechtspraak in Denemarken wordt gewijzigd. Als dit niet kan, moet de nationale regeling die in strijd is met het EU-recht buiten toepassing worden gelaten. De nationale rechter mag in dat geval het beroep van de werkgever op het rechtszekerheidsbeginsel of vertrouwensbeginsel niet honoreren.

Kijk voor meer informatie over discriminatie en gelijke kansen in het EU-recht in het ECER dossier Gelijke Kansen.