Europavriendelijke uitleg van de Grondwet van de baan?

Contentverzamelaar

Europavriendelijke uitleg van de Grondwet van de baan?

De Grondwet hoeft niet langer Europavriendelijk te worden uitgelegd. Dat is de strekking van de motie Van der Staaij (SGP) en Slob (CU), die door de Tweede Kamer werd aanvaard met steun van de VVD en het CDA. Deze politiek opmerkelijke Kameruitspraak doet wel een aantal juridische vragen rijzen.

De boodschap dat de Grondwet Europa-vriendelijk moet worden uitgelegd is in 1980 neergelegd in de motie Brinkhorst (D66), van den Broek (CDA) en Nijpels (VVD). Dat gebeurde bij de behandeling van de nieuwe Grondwet (1983). De Kamer constateerde dat Nederland als lidstaat van de Europese Gemeenschappen deel is gaan uitmaken van een bredere, Europese rechtsorde en sprak als haar mening uit, dat de bepalingen van de Grondwet in geval van twijfel zó dienen te worden uitgelegd, dat het Europese integratieproces daardoor niet wordt belemmerd.

Deze motie heeft destijds deel uitgemaakt van de aanvaarding van de Grondwet van 1983. Bovendien heeft deze motie later een rol gespeeld bij de aanvaarding van onder meer het Verdrag van Amsterdam.

In de nu aangenomen motie overweegt de Kamer dat de motie uit 1980 feitelijk oproept tot een per definitie EU-conforme grondwetsinterpretatie. Daarom herroept zij de motie op stuk nr. 16 (15 049) en spreekt uit dat de bepalingen van de Nederlandse Grondwet op gangbare wijze worden uitgelegd conform de oogmerken en overwegingen van de Nederlandse wetgever.

De juridische gevolgen van deze bijzondere actie zijn diffuus. Namens het kabinet wijst minister Timmermans erop dat de motie-Brinkhorst de juridische en politieke verplichtingen onderstreept die Nederland op zich heeft genomen met het lidmaatschap van de Europese Unie. Het herroepen van de motie-Brinkhorst zou niets afdoen aan genoemde verplichtingen, en de motie staat een uitleg op gangbare wijze van de Nederlandse Grondwet (zoals beoogd door de motie Van der Staaij) niet in de weg. Hieruit volgt dat het aannemen van de motie geen materiële gevolgen zou hebben, maar wel twijfel zou kunnen zaaien over de mate waarin Nederland zich gebonden acht aan de verplichtingen die samengaan met het EU-lidmaatschap. In het licht van het bovenstaande acht het kabinet de voorgestelde motie overbodig en niet wenselijk. Het kabinet laat hierbij uitdrukkelijk in het midden of, en zo ja, op welke wijze een eerder aangenomen motie met de daaraan verbonden gevolgen kan worden teruggenomen.

Lees hier de volledige brief.

Lees hier de motie van der Staaij/Slob.

Lees hier de motie Brinkhorst.