Europese Commissie keurt mededeling over berekeningsmethode van financiële sancties bij niet-nakomingsprocedures goed

Contentverzamelaar

Europese Commissie keurt mededeling over berekeningsmethode van financiële sancties bij niet-nakomingsprocedures goed

De mededeling actualiseert de wijze waarop boetes worden berekend wanneer lidstaten het EU-recht overtreden of bijvoorbeeld uitspraken van het EU-Hof niet nakomen. Als gevolg van een eerder arrest van het EU-Hof van begin 2022 vindt in de Mededeling een wijziging plaats ten aanzien van de berekeningsmethode van het vermogen van een lidstaat om boetes te betalen in het kader van niet-nakomingsprocedures.

Het gaat om de eind december 2022 goedgekeurde Mededeling (2023/C 2/01) over Financiële sancties in niet-nakomingsprocedures.

Wanneer de Europese Commissie in het kader van een niet-nakomingsprocedure (ook wel genoemd: inbreukprocedures) een lidstaat voor het EU-Hof daagt, kan zij financiële sancties tegen die lidstaat voorstellen. De Commissie stelt deze financiële sancties voor op basis van een duidelijke, openbaar toegankelijke methode. Het is echter het EU-Hof dat beslist over het uiteindelijke boetebedrag dat aan een lidstaat wordt opgelegd.

De door de Commissie gebruikte methode voor de berekening van financiële sancties is in de loop van de tijd geëvolueerd en regelmatig bijgewerkt. Het vermogen van de lidstaten om te betalen is een belangrijke factor om ervoor te zorgen dat de financiële sancties voor alle landen ook voldoende afschrikkend zijn.

Op dit moment worden boetes die aan lidstaten kunnen worden opgelegd naar aanleiding van een inbreukprocedure berekend op basis van drie factoren, namelijk: i) de zwaarte, ii) de duur van de inbreuk en iii) het vermogen van een lidstaat om te betalen.

Deze laatste factor, het vermogen van een lidstaat om te betalen, wordt voortaan bepaald op basis van een combinatie van het bruto binnenlands product (BBP) en de bevolking van een lidstaat, in plaats van een combinatie van BBP en institutioneel gewicht, dat wil zeggen het aantal zetels in het Europees Parlement dat aan elke lidstaat is toegewezen, zoals voorheen het geval was.

In een arrest van 20 januari 2022 (zaak C-51/20) verklaarde het EU-Hof dat geen rekening hoeft te worden gehouden met het institutionele gewicht van de lidstaat en dat het BBP de doorslaggevende factor moet zijn (zie hierover ook ECER-EU-essentieel pagina boetes en dwangsommen). In het licht van dit arrest heeft de Commissie in de gepubliceerde Mededeling de berekeningsmethode bijgewerkt. Deze berekeningsmethode zal van toepassing zijn op alle toekomstige verwijzingen (zie hierover ook het Veelgestelde vragen overzicht van de Commissie van eind november 2022) naar het EU-Hof waarover de Commissie in toekomstige besluiten over inbreukprocedures zal besluiten.

Voor Nederland wijzigt de zogenaamde ‘factor n’ van 1,34 naar 1,39 en de forfaitaire minimumsom van 3 022 000 euro naar 3 892 000 euro.

Meer informatie:
Nieuwsbericht Europese Commissie (FR)
ECER-EU-essentieel: Inbreukprocedures