Europese Commissie neemt richtsnoeren voor een hervormd EU-kader voor economische governance aan

Contentverzamelaar

Europese Commissie neemt richtsnoeren voor een hervormd EU-kader voor economische governance aan

De richtsnoeren moeten de belangrijkste zorgen over het bestaande EU-kader voor economische governance wegnemen en zijn gericht op het versterken van de schuldhoudbaarheid en het bevorderen van duurzame en inclusieve groei door middel van investeringen en hervormingen.

De richtsnoeren zijn vervat in de Mededeling over een hervormd EU-kader voor economische governance (EN) (COM(2022)583 van 9 november 2022). Tegelijk verscheen een vragen en antwoorden-overzicht. De richtsnoeren moeten het EU-kader eenvoudiger, transparanter en doeltreffender maken dankzij meer nationale verantwoordelijkheid en betere handhaving. Tegelijk moeten ze hervormingen en investeringen mogelijk maken en hoge overheidsschuldquotes op realistische, geleidelijke en duurzame wijze terugdringen. Het aldus hervormde kader zou de totstandbrenging van de economie van de toekomst – groen, digitaal en veerkrachtig – moeten bevorderen en tegelijkertijd de houdbaarheid van de overheidsfinanciën in alle lidstaten moeten waarborgen. Aan de mededeling zijn diverse contacten met de belanghebbenden en de lidstaten voorafgegaan.

Na aanname van de Mededeling is het volgens de Commissie nu van belang dat snel een akkoord wordt bereikt over de herziening van de EU-begrotingsregels en andere elementen van het kader voor economische governance. De lidstaten en de Commissie moeten tot een consensus over de hervorming van dat kader komen voordat de lidstaten met hun begrotingsprocedure voor 2024 beginnen. De Commissie geeft aan te overwegen wetgevingsvoorstellen in te dienen op basis van de mededeling en de daaropvolgende besprekingen. In het eerste kwartaal van 2023 zal de Commissie opnieuw richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor de komende periode verstrekken, die moeten helpen bij het coördineren van het begrotingsbeleid en bij het voorbereiden van de stabiliteits- en convergentieprogramma's van de lidstaten voor 2024 en daarna.

Achtergrond
Sinds het Verdrag van Maastricht van 1992 heeft het EU-kader voor economische governance bijgedragen tot het scheppen van voorwaarden voor economische stabiliteit, duurzame economische groei en meer werkgelegenheid. Het kader omvat het kader voor het begrotingsbeleid van de EU (het stabiliteits- en groeipact, het Europees Semester en vereisten voor nationale begrotingskaders), de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden en het kader van de programma's voor macro-economische financiële bijstand.

Het kader is in de loop van de tijd geëvolueerd maar ook steeds complexer geworden. Sommige instrumenten en procedures zijn niet meer bij de tijd. Na een evaluatie van de doeltreffendheid van het kader voor economisch toezicht zijn de hervormingsvoorstellen in de mededeling gekomen. De evaluatie vond plaats in 2020 en 2021 en werd uitgevoerd overeenkomstig de zogeheten sixpack- en twopack-wetgevingshervormingen, op grond waarvan de Commissie de toepassing van de wetgeving om de vijf jaar moet evalueren en daarover verslag moet uitbrengen. In de richtsnoeren is rekening gehouden met het publieke debat en het raadplegingsproces dat plaatsvond, alsmede met de lessen die kunnen worden getrokken uit de reacties op recente economische schokken. Het gaat dan onder meer om de interactie tussen hervormingen en investeringen in het kader van de faciliteit voor herstel en veerkracht, diversifiëring van de overheidsschuldniveaus en de noodzaak om investeringen voor gemeenschappelijke EU-prioriteiten te vergemakkelijken, met name om de groene en de digitale transitie en de energiezekerheid in de komende jaren te waarborgen.

Het hervormde EU-kader
De Mededeling stelt voor dat de overstap wordt gemaakt naar een op transparant risico gebaseerd EU-toezichtkader, waarin onderscheid tussen landen wordt gemaakt op basis van de uitdagingen waarmee zij op het gebied van overheidsschuld worden geconfronteerd. Nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn vormen het uitgangspunt. De begrotings-, hervormings- en investeringsdoelstellingen, onder meer voor het aanpakken van macro-economische onevenwichtigheden waar nodig, zouden in één middellange termijnplan worden gebundeld, wat een coherent en gestroomlijnd proces oplevert. Lidstaten zouden meer speelruimte krijgen bij het bepalen van hun budgettaire aanpassingstraject, waardoor nationale verantwoordelijkheid voor hun begrotingstrajecten wordt versterkt.

Door één enkele operationele indicator – de netto primaire uitgaven; zijnde: uitgaven onder controle van de overheid –als basis voor de vaststelling van het budgettaire aanpassingstraject en voor de uitvoering van het jaarlijks begrotingstoezicht te nemen, wordt het kader aanzienlijk vereenvoudigd.

De Mededeling beschrijft ook hoe de methode voor de analyse van de schuldhoudbaarheid, het  referentieaanpassingstraject, het indienen van de middellange termijnplannen van lidstaten en beoordeling daarvan en toezicht daarop door de Commissie zou moeten werken. Lidstaten zouden meer ruimte krijgen om vorm te geven aan hun begrotingstrajecten maar tegelijkertijd worden wel strengere EU-handhavingsinstrumenten ingevoerd. De op tekort gebaseerde buitensporig tekortprocedure (BTP) blijft ongewijzigd, terwijl de op schuld gebaseerde BTP zou worden versterkt.

Door de bedragen van financiële sancties te verlagen wordt het gebruik doeltreffender. Sancties uit oogpunt van reputatieschade moeten worden verscherpt. De macro-economische voorwaarden voor de structuurfondsen en de faciliteit voor herstel en veerkracht zouden in dezelfde geest worden toegepast. Dat betekent dat EU-financiering ook zou kunnen worden opgeschort wanneer de lidstaten geen doeltreffende maatregelen hebben genomen om hun buitensporig tekort te corrigeren. Ook zou een nieuw instrument moeten zorgen dat hervormings- en investeringsverbintenissen die als onderbouwing voor een langer aanpassingstraject zijn aangegaan, daadwerkelijk worden nagekomen. Niet nakomen van die verbintenissen zou kunnen leiden tot een restrictiever aanpassingstraject en, voor de lidstaten van de eurozone, tot het opleggen van financiële sancties.

Centraal element in de hervormingsvoorstellen voor de bestaande procedure bij macro-economische onevenwichtigheden (PMO) is een versterkte dialoog tussen de Commissie en de lidstaten om tot een beter gemeenschappelijk begrip te komen van de uitdagingen die in het kader van de PMO zijn vastgesteld en van het beleid dat nodig is om deze aan te pakken. Als gevolg daarvan zouden lidstaten de verbintenis aangaan om hervormingen en investeringen die nodig zijn om onevenwichtigheden te voorkomen of te corrigeren, op te nemen in hun nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn. De preventieve rol van de PMO zou nog kunnen worden versterkt door naar concrete risico’s te kijken. De vraag of er sprake is van onevenwichtigheden zou op een meer toekomstgerichte manier kunnen worden beoordeeld zodat opkomende onevenwichtigheden vroegtijdig kunnen worden opgespoord en aangepakt. Bij het beoordelen of de onevenwichtigheden zijn gecorrigeerd, zou meer belang worden gehecht aan trendmatige ontwikkelingen en aan de vraag of er beleidsmaatregelen zijn genomen om de onevenwichtigheden aan te pakken.

In het kader van het post-programmatoezicht (PPT) wordt de terugbetalingscapaciteit beoordeeld van lidstaten die programma's voor financiële bijstand hebben doorlopen. De Commissie stelt geen nieuwe wetgevingstekst voor dit toezicht voor, maar wel een andere toepassing, namelijk door duidelijkere doelstellingen vast te stellen en de intensiteit van het kader aan deze doelstellingen te koppelen. De nadruk bij PPT zou liggen op beoordeling van terugbetalingscapaciteit, monitoring van de uitvoering van onvoltooide hervormingen en het beoordeling van de vraag of corrigerende maatregelen nodig zijn vanwege bezorgdheid over de terugbetalingscapaciteit of het behoud van markttoegang.

Meer informatie

Persbericht Europese Commissie
ECER-dossier: Begroting