Europese Commissie presenteert een voorstel tot wijziging van de richtlijn afgedankte elektrische en elektronische apparatuur

Contentverzamelaar

Europese Commissie presenteert een voorstel tot wijziging van de richtlijn afgedankte elektrische en elektronische apparatuur

Het voorstel van de Commissie heeft tot doel om een aantal bestaande bepalingen van de richtlijn afgedankte elektrische en elektronische apparatuur te wijzigen in overeenstemming met een arrest van het EU-Hof uit januari 2022. In dat arrest verklaarde het EU-Hof een bepaling van die richtlijn gedeeltelijk ongeldig. In het licht van de redenering van het EU-Hof is de Commissie van mening dat ook andere bepalingen gewijzigd moeten worden.

Op 25 januari 2022 heeft het EU-Hof in zijn arrest in de zaak C‑181/20 artikel 13, lid 1, van Richtlijn 2012/19 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (de AEEA-richtlijn) (gedeeltelijk) ongeldig verklaard wegens de ongerechtvaardigde terugwerkende kracht, voor zover daarin is bepaald dat de producenten moeten voorzien in de financiering van de kosten voor de inzameling, verwerking, nuttige toepassing en milieuhygiënisch verantwoorde verwijdering van afvalstoffen van fotovoltaïsche panelen die tussen 13 augustus 2005 en 13 augustus 2012 in de handel zijn gebracht. De laatstgenoemde datum is die van de inwerkingtreding van de huidige AEEA-richtlijn, die richtlijn 2002/96/EG (hierna: de oude regeling) heeft vervangen. Fotovoltaïsche panelen vallen sinds de inwerkingtreding van de huidige AEEA-richtlijn binnen het toepassingsgebied ervan.

Het EU-Hof oordeelde dat de lidstaten vóór de vaststelling van richtlijn 2012/19 de keuze hadden om de kosten van het beheer van afvalstoffen afkomstig van fotovoltaïsche panelen hetzij door de huidige of de vorige houder van de afvalstoffen, hetzij door de producent of de distributeur van fotovoltaïsche panelen te laten dragen. Volgens het EU-Hof moet de nadien in artikel 13, lid 1, van Richtlijn 2012/19/EU vastgestelde regel, volgens welke de financiering van de kosten in verband met de verwerking aan het einde van de levensduur van fotovoltaïsche panelen van andere gebruikers dan particuliere huishoudens, in alle lidstaten door de producenten moeten worden gedragen, ook wanneer de producten reeds in de handel waren gebracht op een tijdstip waarop de oude regeling nog van kracht was, worden geacht met terugwerkende kracht van toepassing te zijn. Die regel kan daarom volgens het EU-Hof in strijd zijn met het rechtszekerheidsbeginsel. Het EU-Hof heeft artikel 13, lid 1, van richtlijn 2012/19 (gedeeltelijk) ongeldig verklaard.

Naar aanleiding van het arrest van het EU-Hof moet de AEEA-richtlijn gericht worden gewijzigd. Op 7 februari 2023 heeft de Commissie een voorstel gepresenteerd om de AEEA-richtlijn te wijzigen.

Meer informatie: