Europese Commissie stuurt het Verenigd Koninkrijk een aanmaningsbrief wegens niet nakoming van het (Noord-)Ierland protocol

Contentverzamelaar

Europese Commissie stuurt het Verenigd Koninkrijk een aanmaningsbrief wegens niet nakoming van het (Noord-)Ierland protocol

De Britse regering is voornemens om de toepassing van het (Noord)-Ierland protocol voor wat betreft het vrij verkeer van goederen en het reizen van gezelschapsdieren eenzijdig uit te stellen. Door dit besluit is volgens de Europese Commissie sprake van niet-nakoming van de bepalingen van het protocol en van niet-nakoming van de verplichting om overeenkomstig het Terugtrekkingsakkoord te goeder trouw te handelen. Met het versturen van een aanmaningsbrief heeft de Commissie een formele inbreukprocedure tegen het VK ingeleid.

Achtergrond
Het protocol inzake Ierland en Noord-Ierland is als integrerend onderdeel van het Terugtrekkingsakkoord door de EU en het Verenigd Koninkrijk geratificeerd en is sinds 1 februari 2020 van kracht. Op grond van het internationaal recht heeft het protocol volledige rechtswerking. Het protocol heeft tot doel om de vrede en stabiliteit te handhaven, om het Goedevrijdagakkoord (akkoord van Belfast) te beschermen, om een harde grens op het Ierse eiland te vermijden en om de integriteit van de interne markt van de EU te handhaven. Om die doelstellingen te bereiken, moet het protocol volgens de Commissie volledig ten uitvoer worden gelegd. Wanneer de Britse regering verzuimt dat te doen komt de verwezenlijking van de doelstellingen in gevaar.

Op 3 maart 2021 heeft de regering van het VK haar voornemen kenbaar gemaakt om de volledige toepassing van het protocol inzake Ierland en Noord-Ierland eenzijdig uit te stellen voor wat betreft het vrij verkeer van goederen en het reizen van gezelschapsdieren van Groot-Brittannië naar Noord-Ierland (hierna: besluit tot uitstel). De Britse regering heeft hiertoe besloten na de vergadering van het Gemengd Comité (opgericht bij artikel 164 van het Terugtrekkingsakkoord ) van 24 februari 2021, waar het VK zich verbond aan de correcte uitvoering van het protocol en tot  de uitvoering van alle besluiten die in december 2020 in het Gemengd Comité zijn genomen .

Volgens de Commissie nam het VK het eenzijdige besluit tot uitstel zonder discussie of overleg met de EU in de organen die bij het Terugtrekkingsakkoord zijn ingesteld. Daarmee wijkt het Verenigd Koninkrijk af van de constructieve aanpak die tot dusver werd gevolgd.  Volgens de Commissie ondermijnt het VK zowel de werkzaamheden van het Gemengd Comité als het wederzijdse vertrouwen en de geest van samenwerking die in de laatste maanden van 2020 juist waren hersteld, na de onzekerheid die was ontstaan door de Britse wet inzake de interne markt.

De Commissie stelt dat de EU zich in het Gemengd Comité voortdurend te goeder trouw heeft ingezet voor het vinden van pragmatische oplossingen om verstoringen als gevolg van de Brexit tot een minimum te beperken en het dagelijks leven in Noord-Ierland te vergemakkelijken. De EU heeft er consequent naar gestreefd alle betrokkenen aan te zetten tot een duidelijke en volledige naleving van het protocol.

Reactie EU op besluit VK tot uitstel toepassing protocol
Door het recente besluit tot uitstel stevent het VK volgens de Commissie opnieuw af op een opzettelijke schending van zijn internationale wettelijke verplichtingen en van de verplichting tot goede trouw die op grond van artikel 26 van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht moet prevaleren bij de toepassing van internationale overeenkomsten.

In reactie hierop heeft de Commissie ten eerste een aanmaningsbrief aan het VK gestuurd wegens inbreuken op materiële bepalingen van het EU-recht betreffende het verkeer van goederen en het reizen van gezelschapsdieren die van toepassing zijn op grond van het protocol inzake Ierland en Noord-Ierland (zie ook de ECER-pagina over inbreukprocedures). Daardoor is een formele inbreukprocedure ingeleid overeenkomstig artikel 12, lid 4, van het protocol , in samenhang met artikel 258 van het EU-Werkingsverdrag .

Volgens artikel 12, lid 4, van het protocol hebben de instellingen van de EU - en met name de Europese Commissie en het EU-Hof - overeenkomstig de EU-Verdragen toezichts- en handhavings-bevoegdheden met betrekking tot specifieke bepalingen van het protocol. In de brief wordt het VK verzocht snel corrigerende maatregelen te nemen zodat de voorwaarden van het protocol weer worden nageleefd. Het VK heeft een maand de tijd om de brief te beantwoorden. Nadat de Commissie die opmerkingen heeft onderzocht of als er geen opmerkingen worden ingediend, kan de Commissie zo nodig besluiten een met redenen omkleed advies uit te brengen. Volgens artikel 12, lid 4, van het protocol is het EU-Hof volledig bevoegd zoals voorzien in de EU-Verdragen, met inbegrip van de mogelijkheid om een forfaitaire som of dwangsom op te leggen.

Ten tweede heeft vicevoorzitter van het Gemengd Comité, Maroš Šefčovič, een  brief  gestuurd aan David Frost, medevoorzitter voor het VK van het Gemengd Comité. In die brief wordt de Britse regering opgeroepen om de verklaringen en richtsnoeren die op 3 en 4 maart 2021 zijn gepubliceerd, te corrigeren en niet in de praktijk te brengen. Die unilaterale maatregelen zijn volgens de brief een schending van de verplichting om te goeder trouw te handelen (zie artikel 5 van het terugtrekkingsakkoord ). Ook wordt het VK verzocht om binnen het Gemengd Comité te goeder trouw bilateraal overleg te plegen, zodat tegen eind maart een onderling overeengekomen oplossing kan worden gevonden.

Wanneer het VK dit nalaat, dan kan de Commissie vervolgens schriftelijk meedelen dat zij uit hoofde van artikel 169 van het terugtrekkingsakkoord overleg wil voeren als eerste stap in de geschillenbeslechtingsprocedure zoals vermeld in deel zes, titel III, van het terugtrekkingsakkoord. Wordt er geen oplossing gevonden, dan kan de EU het geschil aan bindende arbitrage onderwerpen. Dat kan er uiteindelijk toe leiden dat het arbitragepanel financiële sancties oplegt. In geval van niet-betaling of aanhoudende niet-naleving kan de EU haar verplichtingen op grond van het terugtrekkingsakkoord (met uitzondering van het deel over burgerrechten) of van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst (overeenkomstig artikel INST.24, lid 4), opschorten, bijvoorbeeld door invoerrechten op goederen uit het VK te heffen.

Meer informatie