Europese Raad bespreekt Brits referendum

Contentverzamelaar

Europese Raad bespreekt Brits referendum

Het kabinet vindt het van groot belang dat het Verenigd Koninkrijk in de EU blijft, zowel voor de EU, voor Nederland als voor het Verenigd Koninkrijk zelf. Daarbij vindt het kabinet dat de uitkomsten van de bespreking ook goed moeten zijn voor de EU als geheel. De voorstellen sluiten grotendeels aan bij de brede EU-inzet van het kabinet. Dat schrijft het kabinet in de geannoteerde agenda voor de komende Europese Raad.

Geannoteerde agenda

Lees hier de geannoteerde agenda van de bijeenkomst van de Europese Raad van 18 en 19 februari 2016 die het kabinet op 13 februari 2016 aan de Kamer heeft gestuurd.

Lees ook Voorstel Tusk: nieuwe regeling voor Verenigd Koninkrijk binnen EU (ECER, 2 februari 2016).

In het kader van het aanstaande referendum in het Verenigd Koninkrijk over het lidmaatschap van de EU zal de ER van februari proberen overeenstemming te bereiken over de Britse wensen voor EU-hervorming, zoals neergelegd in de brief van premier Cameron van 10 november 2015. Dit is een vervolg op de bespreking in de ER van december 2015. In dit licht heeft de voorzitter van de ER op 2 februari jl. tekstvoorstellen gepubliceerd.

De voorstellen bestaan uit een begeleidende brief en een concept voor een Besluit van Staatshoofden of Regeringsleiders in het kader van de Europese Raad bijeen aangaande een nieuwe regeling voor het Verenigd Koninkrijk in de Europese Unie. Tevens horen bij het Besluit de volgende begeleidende stukken:

  • Een conceptverklaring van de Staatshoofden en Regeringsleiders inzake passage A van het Besluit (economisch bestuur).
  • Een conceptverklaring van de Europese Raad inzake concurrentiekracht.
  • Een conceptverklaring van de Europese Commissie inzake een subsidiariteits-implementatie mechanisme en een implementatie mechanisme om de regeldruk te verminderen.
  • Een conceptverklaring van de Europese Commissie inzake misbruik van het vrij verkeer van personen.
  • Een conceptverklaring van de Europese Commissie inzake een waarborgmechanisme waaraan gerefereerd in paragraaf 2b, passage D van het Besluit van Staatshoofden en Regeringsleiders.

 

Deze voorstellen zullen de basis vormen voor de bespreking in de ER van 18 en 19 februari a.s.

De Kamer heeft in de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 16 februari (BZ-kenmerk MinBuZa-2016.57048) een eerste appreciatie van het kabinet hieromtrent ontvangen. Het kabinet vindt het van groot belang dat het Verenigd Koninkrijk in de EU blijft, zowel voor de EU, voor Nederland als voor het Verenigd Koninkrijk zelf. Daarbij vindt het kabinet dat de uitkomsten van de bespreking ook goed moeten zijn voor de EU als geheel. De voorstellen sluiten grotendeels aan bij de brede EU-inzet van het kabinet.

Hieronder wordt ingegaan op de standpuntbepaling van het kabinet op de verschillende deelonderwerpen van de voorstellen, te weten: economisch bestuur, concurrentiekracht, soevereiniteit, sociale zekerheid en vrij verkeer.

Economisch bestuur

Wat het economisch bestuur binnen de EU betreft, is het kabinet van mening dat zorgen over de impact van Eurozone besluitvorming op lidstaten buiten de Eurozone serieus moeten worden genomen. Daarbij geldt dat oplossingen terzake de ontwikkeling van de Eurozone en de economische coördinatie daarbinnen niet mogen belemmeren. Een veto op besluitvorming door landen buiten de Eurozone, kan wat het kabinet betreft niet aan de orde zijn. In het voorstel worden verschillende beginselen geschetst die betrekking hebben op de relatie tussen de Eurozone en de rest van de lidstaten. Het gaat hier veelal om bevestiging of explicitering van de bestaande praktijk. Het kabinet staat er voor open om de beginselen op te nemen in een volgende verdragswijziging. Deze optie staat in de voorliggende tekst nog ter discussie.

Om zeker te stellen dat de gekozen formuleringen geen onverwacht effect hebben, zal Nederland tijdens de bespreking in de ER een aantal aandachtspunten aan de orde stellen. Zo zal gekeken moeten worden naar de precieze voorwaarden en effecten van de voorgestelde noodremprocedure in geval van schending van de beginselen. Bij deze procedure staat nog open of daar ook expliciet de mogelijkheid zal worden genoemd dat het voorzitterschap van de Raad verzoekt een kwestie op de ER te agenderen. Voor het kabinet zou het opnemen van een dergelijke passage acceptabel zijn. Daarnaast wil het kabinet in de voorbereidende besprekingen bezien in hoeverre een gelijk speelveld gehandhaafd blijft tussen de financiële centra in de Unie. Aandachtspunten voor het kabinet zijn daarbij ook de implicaties van de voorstellen op de uitvoering van huidige Europese wetgeving voor de financiële sector, alsmede eventuele beperkingen voor de totstandkoming van nieuwe regelgeving.

Concurrentiekracht

Nederland hecht aan de versterking van het concurrentievermogen van de EU door verdieping van de interne markt, vermindering van de regeldruk voor bedrijven en de inzet op handelsakkoorden met derde landen. Het kabinet kan zich derhalve vinden in de boodschap van de gepresenteerde tekstvoorstellen en is voorstander van invoering van Europese doelstellingen voor de reductie van EU-regeldruk. Nederland zal, als voorzitter van de Raad, ook werken aan de concrete invoering van dergelijke doelstellingen.

Soevereiniteit

De voorstellen ten aanzien van het onderwerp soevereiniteit, in het bijzonder de creatie van een ‘subsidiariteitsmechanisme’ om het bestaande acquis op subsidiariteit te beoordelen, worden door het kabinet positief beoordeeld. De voorgestelde toezegging van EU-lidstaten, ten aanzien van hun vertegenwoordigers in de Raad, om bij bezwaar van 55% van de nationale parlementen een voorstel niet verder te behandelen, tenzij aangepast conform hun bezwaren, ziet het kabinet in het verlengde van de eigen inzet op betrokkenheid van nationale parlementen bij Europese besluitvorming. Verder is een verklarende tekst over de term ‘ever closer union’ opgenomen. Deze sluit aan bij de visie van het kabinet dat de ‘ever closer union’ een symbolische vertaling is van het belang van vreedzame samenwerking tussen de bevolkingen van de Europese landen, waarbij verschillende paden van Europese integratie mogelijk zijn conform de Europese Raadsconclusies van juni 2014.

Sociale zekerheid en vrij verkeer

Wat betreft sociale zekerheid en vrij verkeer erkennen de voorstellen dat verschillen in nationale sociale stelsels kunnen leiden tot migratiestromen die geen natuurlijk gevolg zijn van een goed functionerende arbeidsmarkt. In dit kader is het legitiem om nationaal en op Europees niveau maatregelen te nemen die de negatieve effecten daarvan beperken. De voorstellen bevatten onder meer een voorstel voor opname van een waarborgmechanisme in de verordening inzake vrij verkeer van werknemers. Het mechanisme betreft een tijdelijke uitzondering op aspecten van het vrij werknemersverkeer indien er in een lidstaat sprake is van een uitzonderlijk hoge instroom van werknemers uit andere lidstaten gedurende een langere periode. Het mechanisme zou volgens de voorstellen kunnen worden ingeroepen bij een disproportioneel beroep op het sociale zekerheidssysteem (inclusief “in work benefits”), ernstige en duurzame problemen op de arbeidsmarkt, of excessieve druk op de publieke voorzieningen van de betreffende lidstaat. Vervolgens zou het mechanisme zien op tijdelijke beperking van toegang tot zogenoemde “in work benefits”. Het Verenigd Koninkrijk zou volgens de voorstellen in de ogen van de Commissie reeds aan deze voorwaarden voldoen, waardoor het in de lijn der verwachting is dat het Verenigd Koninkrijk ook gebruik zal maken van een dergelijk mechanisme.

Het kabinet staat in beginsel open voor het voorstel om lidstaten, in een buitengewone situatie, onder voorwaarden de mogelijkheid te geven om de toegang van EU-burgers tot bepaalde regelingen in het kader van de sociale zekerheid tijdelijk te beperken. De maximale duur van de toepassing van het mechanisme, als ook de duur van de uitsluiting van EU-burgers tot bepaalde regelingen en de duur van een eventuele verlenging ervan, staan nog open in het tekstvoorstel. Tijdens de ER zal over de precieze invulling hiervan worden gesproken.

Tevens bevatten de tekstvoorstellen van de ER-voorzitter de aankondiging van Europese Commissie voorstellen ten aanzien van indexering van ‘child benefits’ (middels aanpassing van de Coördinatieverordening 883/04). Dit zou gaan om het invoeren van een woonlandfactor op kinderbijslagregelingen en past in het Nederlandse beleid (woonlandbeginsel) om de hoogte van gezinsbijslagen aan te passen aan de levensstandaard van het land waar het kind woonachtig is.

De Europese Commissie zal met een aanvulling komen op de richtlijn inzake vrij verkeer van personen (2004/38), waarmee burgers uit derde landen die geen rechtmatig verblijf in een lidstaat genieten voordat zij met een EU-burger trouwen, buiten de richtlijn komen te vallen. Zij moeten daardoor voldoen aan de geldende nationale immigratievereisten. Dit is in lijn met de actieve Nederlandse inzet op dit punt.

Juridische vorm

Zoals hierboven vermeld, zal op de ER stil worden gestaan bij de vraag of een deel van de overeengekomen maatregelen op het terrein van economisch bestuur en soevereiniteit zal worden opgenomen in het Verdrag bij een eerstvolgende verdragswijziging. Eveneens zal worden gesproken over de wenselijkheid van de hierboven beschreven toekomstige voorstellen van de Europese Commissie om bestaande EU-wetgeving op het terrein van de coördinatie van sociale zekerheidssystemen en het vrij verkeer van werknemers aan te passen. Voor het kabinet is deze aanpak acceptabel. Het belangrijkste document dat nu voorligt, het Besluit van Staatshoofden of Regeringsleiders in de Europese Raad bijeen, bevat geen wijziging van de bestaande verdragen. Het behelst een uitleg van de huidige verdragen waaraan de regeringsleiders zich, in geval van overeenstemming, zullen binden.

In de voorstellen is opgenomen dat het Besluit van kracht wordt zodra de Britse regering het Secretariaat-Generaal van de Raad informeert dat het VK heeft besloten lid te blijven van de EU. Dit veronderstelt dat wanneer het VK bij het referendum zou besluiten geen lid te blijven van de EU, de voorstellen niet automatisch van kracht worden. Het kabinet acht dit, gezien de verschillende belangen van de lidstaten op de verschillende deelonderwerpen, en de centrale rol die het referendum speelt in deze onderhandelingen, een opportuun uitgangspunt. Mocht het VK besluiten om geen lid te blijven van de EU, dan zal bezien moeten worden of wenselijk is dat delen van deze voorstellen desondanks van kracht worden. Daarbij tekent het kabinet aan dat er voorstellen zijn die Nederland ook buiten de context van het referendum steunt, bijvoorbeeld op het gebied van concurrentiekracht en versterking van de rol van de nationale parlementen.

Krachtenveld

Tijdens de ER van 18 en 19 februari a.s. zullen de voorstellen inhoudelijk worden besproken. Uit de ambtelijke besprekingen valt evenwel op te maken dat lidstaten hechten aan meer duidelijkheid over de implicaties van de voorstellen ten aanzien van het economisch bestuur, de toegang tot sociale zekerheid en de tekstpassages over de ‘ ever closer union’. Niettemin zal Nederland zich, als voorzitter van de Raad, tijdens de ER van 18 en 19 februari a.s. inzetten voor constructieve besprekingen met als doel het bereiken van een akkoord.