Eurowob biedt geen recht op bijzondere uitdraai uit databestand

Contentverzamelaar

Eurowob biedt geen recht op bijzondere uitdraai uit databestand

Een uitdraai uit een databestand die niet met de beschikbare zoekmachine kan worden gemaakt, is geen “bestaand document” in de zin van de Eurowob. De Eurowob dwingt niet tot het creëren van een nieuwe zoektool om de gevraagde gegevens uit het databestand te halen. Dat heeft het EU-Hof geoordeeld.

Het gaat om het arrest van het EU-Hof van 11 januari 2017 in de zaak C-491/15 P.

Verzoeker had bij het Europees Bureau voor personeelsselectie (hierna: „EPSO”) een verzoek ingediend tot het verkrijgen van toegang tot een „tabel” met een reeks van geanonimiseerde gegevens met betrekking tot de toelatingstests voor de algemene vergelijkende onderzoeken waaraan hij had deelgenomen. De gevraagde „tabel” diende volgens hem informatie te bevatten over de kandidaten voor bepaalde vergelijkende onderzoeken van EPSO, de vragen die hun waren gesteld, de verlangde en de verstrekte antwoorden en de gebruikte talen. Bepaalde informatie, zoals de identiteit van de kandidaten of de inhoud van de vragen en van de antwoorden, moest worden vervangen door afzonderlijke herkenningscodes, waardoor zij konden worden gekoppeld zonder de concrete inhoud ervan te onthullen. EPSO heeft dat verzoek afgewezen, onder meer op grond dat de door verzoeker gevraagde „tabel” niet bestond.

Het beroep van verzoeker tegen deze weigering is door het EU-Gerecht afgewezen. Verzoeker ging daarop in hoger beroep bij het EU-Hof.

Het EU-Hof overweegt als volgt.

Uit een elektronische gegevensbank kan alle erin opgenomen informatie worden geëxtraheerd. Dat vanuit een dergelijke gegevensbank een document kan worden gecreëerd, wettigt echter niet de conclusie dat dat document als ‘bestaand’ in de zin van verordening nr. 1049/2001 (de zgn. Eurowob) moet worden aangemerkt.

Het Hof heeft immers eerder geoordeeld dat het recht van toegang tot documenten van de instellingen zich enkel uitstrekt tot bestaande documenten die bij de betrokken instelling berusten en dat verordening nr. 1049/2001 niet kan worden ingeroepen om een instelling te verplichten, een document te creëren dat niet bestaat (zie over een uittreksel van een papieren dossier het arrest het EU-Hof van 2 oktober 2014, Strack/Commissie, zaak C‑127/13 P, EU:C:2014:2250, punten 38 en 46). Hieruit volgt dat een verzoek om toegang waarvoor de Commissie een nieuw document, zelfs op basis van gegevens die reeds zijn vervat in bestaande documenten die bij haar berusten, zou moeten creëren, buiten het kader van verordening nr. 1049/2001 valt.

Wel moet worden onderzocht in hoeverre door het extraheren van in een elektronische gegevensbank opgenomen informatie een bestaand document kan worden gegenereerd en daarmee geen nieuw document wordt gecreëerd.

Hierbij moet echter worden opgemerkt dat met betrekking tot statische documenten, met name in de vorm van papier of een eenvoudig elektronisch bestand, kan worden volstaan met na te gaan of de drager en de inhoud ervan bestaan om uit te maken of een document bestaat.

Daarentegen kan bij elektronische gegevensbanken wegens de dynamische aard ervan nauwelijks op die manier te werk worden gegaan, omdat een document dat heel gemakkelijk kan worden gegenereerd vanaf informatie die reeds in een gegevensbank is opgenomen, niet noodzakelijkerwijs een bestaand document in eigenlijke zin is.

Met betrekking tot elektronische gegevensbanken moet het onderscheid tussen een bestaand document en een nieuw document dus worden gemaakt op basis van een criterium dat past bij de technische specificaties van die gegevensbanken en overeenkomstig het doel van verordening nr. 1049/2001, die, zoals volgt uit overweging 4 en artikel 1, onder a) ervan, „een zo ruim mogelijke toegang tot documenten” beoogt te waarborgen.

Vaststaat dat in elektronische gegevensbanken opgeslagen informatie, afhankelijk van de structuur ervan en binnen de grenzen van de programmering, met behulp van programmeertalen op verschillende manieren kan worden bijeengebracht, verbonden en gepresenteerd. De programmering en het informaticabeheer van dergelijke gegevensbanken vallen echter niet onder de verrichtingen die worden gedaan in het kader van het gewone gebruik door de eindgebruiker. Deze laatste verschaft zich immers toegang tot de in een gegevensbank opgenomen informatie met behulp van voorgeprogrammeerde zoekinstrumenten. Met die instrumenten kan hij gemakkelijk genormaliseerde handelingen verrichten om de informatie waaraan hij gewoonlijk behoefte heeft op te roepen. In dat verband is in beginsel geen wezenlijke investering van zijn kant noodzakelijk.

In die omstandigheden moet als bestaand document worden aangemerkt alle informatie die uit een elektronische gegevensbank in het kader van het gewone gebruik ervan kan worden geëxtraheerd met behulp van voorgeprogrammeerde zoekinstrumenten, ook indien die informatie nog niet in die vorm is getoond of indien zij nog niet eerder door de personeelsleden van de EU-instellingen zijn gezocht.

Om aan de eisen van verordening nr. 1049/2001 te voldoen kan het dus gebeuren dat de instellingen een document vanuit de in een gegevensbank opgenomen informatie moeten samenstellen met gebruikmaking van de bestaande zoekinstrumenten.

Echter, iedere informatie waarvan de extractie uit een gegevensbank een substantiële investering vereist door de ontwikkeling van een nieuwe zoektool, moet daarentegen als een nieuw en niet als een bestaand document worden beschouwd.

Hieruit volgt, aldus het EU-Hof, dat iedere informatie waarvan de verkrijging een wijziging vereist, hetzij van de organisatie van een elektronische gegevensbank, hetzij van de zoekinstrumenten die beschikbaar zijn voor het extraheren van de informatie, als nieuw document moet worden aangemerkt.

Nederlandse openbaarheidsregels

Deze uitleg van het EU-hof spoort met de bepalingen van de Nederlandse Wet Openbaarheid van bestuur (Wob) die ziet op bestaande documenten en niet verplicht tot het opstellen van nieuwe documenten.

Momenteel ligt de mogelijke opvolger van de Wob, de Woo (Wet open overheid) bij de Eerste Kamer. In de Woo is evenmin een expliciete verplichting opgenomen tot het vervaardigen van nieuwe documenten. Wel stelt de Woo dat informatie op algemeen toegankelijke wijze beschikbaar wordt gesteld, bij voorkeur in een machinaal leesbaar open formaat. In december is een “quick scan impact Woo” uitgekomen die als conclusie heeft dat de Woo zoals die nu voorligt niet uitvoerbaar is en tot hoge extra kosten leidt. Er volgt nog een tweede impactanalyse. De procedure in de Eerste Kamer wordt aangehouden totdat ook het tweede deel van de impactanalyse beschikbaar is.

Lees meer: